Lennaert Nijgh (1945-2002) was een van de bekendste tekstdichters van Nederland. Ook vertaalde hij Franse liedjes van onder meer Charles Aznavour en Jacques Brel naar het Nederlands. Zijn naam is onlosmakelijk verbonden aan Boudewijn de Groot, die vaak de muziek componeerde bij teksten van Nijgh en bovendien veel van zijn liedjes ten gehore bracht. Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot waren jeugdvrienden. Zij woonden in dezelfde straat, zaten op dezelfde basisschool en gedurende enkele jaren ook op dezelfde middelbare school. Boudewijn de Groot was echter een jaar ouder. Op school zal Nijgh in de klas bij de halfbroer van De Groot. Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot schreven liedjes voor talloze artiesten, zoals Jasperina de Jong, Jenny Arean, Liesbeth List, Adèle Bloemendaal, Herman van Veen, Ramses Shaffy en Rob de Nijs.
Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot schreven Malle Babbe speciaal voor Adèle Bloemendaal, die het lied tijdens het Holland Festival van 1970 zong in het Concertgebouw in Amsterdam, De Doelen in Rotterdam en het Circustheater in Scheveningen. In tegenstelling tot de bekende versie van Rob de Nijs, was het lied geschreven in de ik-vorm.
Ik schuim de straten af en volg het dievenspoor
Met schooiers en soldaten hun petten op één oor.
Ik til m´n rokken op voor smoelen, wild en stom,
Die in ´t donker grijnzen als ik ze tegenkom.
Als ik ´s avonds de kroeg versier,
Gaat mijn naam in ´t rond bij ´t blond schuimend bier.
Malle Babbe komt, Malle Babbe komt hier
Lekker stuk, malle meid, lekker dier van plezier
Malle Babbe is blond, Malle Babbe is rond
Een zoen op je mond, Malle Babbe, je lekkere ….
En zondags in de kerk, dan zitten jullie daar,
Stijf als een houten plank,
Met spijkers in je kop, te kijken in je bank.
Een zwart lakens pak aan je zondige lijf,
Bang voor de duivel en bang voor je wijf (ja!)
En zuinig een cent in ´t zakje doen,
Zo koop je je ziel weer terug, en je fatsoen.
En ik moet achteraan, in het donker ergens staan,
Zoals het hoort.
Ik ken ze één voor één, de heren van fatsoen,
Ik zal ze nooit vergeten, zoals ze mij wel doen.
Hoe vaak heb ik een kop, bezopen, stom en geil,
Niet aan mijn borst gehad, mijn lijf nat van hun kwijl.
Als ik ´s avonds de kroeg versier,
Gaat mijn naam in ´t rond bij ´t blond schuimend bier.
Malle Babbe komt, Malle Babbe komt hier
Lekker stuk, malle meid, lekker dier van plezier
Malle Babbe is blond, Malle Babbe is rond
Een zoen op je mond, Malle Babbe, je lekkere ….
Maar eens, dan komt de dag, dan luiden ze de klok,
Dan draag ik witte bloemen en linten aan mijn rok.
Dan zal ik met mijn man gearmd de kerk uit gaan, (Nou zeg!)
Wat zullen ze dan kijken, daar denk ik altijd aan,
Als ik ´s avonds de kroeg versier
En mijn naam gaat rond, bij het blond schuimend bier.
Malle Babbe komt, Malle Babbe komt hier
Lekker stuk, malle meid, lekker dier van plezier
Malle Babbe is blond, Malle Babbe is rond
Een zoen op je mond, Malle Babbe, je lekkere ….
Het nummer verscheen op de elpee Holland Festival Music Hall en op single. De seksuele revolutie die in de jaren ´60 was begonnen zorgde er voor dat veel mensen geen moeite hadden met een liedje over prostitutie. Toch werd de single geen succes. Het lied werd geboycot door omroepen als de NCRV en de KRO, waarschijnlijk omdat de schijnheiligheid van gelovigen, naar de hoeren gaan en vervolgens in de kerk een munt in het zakje doen om de zonde weer af te kopen, in het lied aan de kaak werd gesteld.
Frans Hals – Het Zigeunermeisje (La Bohémiènne)
De naam Malle Babbe was een verwijzing naar een schilderij van Frans Hals. Daarbij had Lennaert Nijgh zich echter vergist. Hij had het schilderij ´Het Zigeunermeisje´ van Frans Hals gezien en had verondersteld dat dit het schilderij ´Malle Babbe´ was. Hij schreef het lied met dit meisje in gedachten en maakte haar blond om het lied passend te maken voor Adèle Bloemendaal. Het schilderij met de naam ´Malle Babbe van Haerlem´ toonde echter geen prostituee, maar een oude vrouw met een kroes met bier in een café. Een uil op haar schouder verwees naar het oud-Nederlandse gezegde ´zoo beschonken als een uil´.
Frans Hals schilderde in opdracht portretten voor rijke burgers en adellijke personen en had ook gilde- en schuttersverenigingen onder zijn opdrachtgevers. Hij had echter een groot gezin te onderhouden en verkeerde een groot deel van zijn leven in armoede. Als hij geen opdrachten had, ging hij daarom zelf op zoek naar opvallende personen om te portretteren. Vaak waren dit kroegscènes, die hij in korte tijd, zonder kleuren te mengen en met grove penseelstreken maakte en die voor weinig geld werden verkocht. Zowel ´Het Zigeunermeisje´ als ´Malle Babbe´ behoren tot deze categorie.
Frans Hals – Malle Babbe van Haerlem
In 2013 ontdekte Floris Mulder, wetenschappelijk medewerker van Museum Het Dolhuys in Haarlem, dat Malle Babbe in werkelijkheid Barbara Claes heette. Over haar is niet meer bekend dan dat zij leed aan cretinisme (dwerggroei), werkte in de kroeg Bastaert-Pijp in de Smedestraat in Haarlem, in 1646 werd opgenomen in het toenmalige arbeidshuis (het werkhuis van het buiten de stadsgracht gelegen Dolhuys) in de Tuchthuisstraat in Haarlem, nadat zij door de kapitein van de schutterij was gearresteerd wegens eerloos en schandalig gedrag onder invloed van alcohol, en dat zij in 1663 is overleden.
In het arbeidshuis verbleef ook Pieter Hals, de verstandelijk gehandicapte zoon van Frans Hals. Op veel websites staat geschreven dat Frans Hals Barbara hier waarschijnlijk heeft leren kennen. Dit is echter onjuist, want Frans Hals schilderde ´Malle Babbe van Haerlem´ al rond 1633, zo´n dertien jaar voordat Barbara Claes in het arbeidshuis werd opgenomen. Daarnaast zal een aan alcohol verslaafde zwakzinnige vrouw met dwerggroei in het destijds nog maar 40.000 inwoners tellende Haarlem algemene bekendheid hebben genoten onder de inwoners.
Het schilderij van Malle Babbe is vaak nagemaakt. In 1962 vond er een grote tentoonstelling plaats in het Frans Hals Museum. Hier hing het schilderij Malle Babbe uit de Gemäldegalerie in Berlijn naast het schilderij Malle Babbe uit het Metropolitan Museum of Art in New York. Het schilderij uit New York bleek een 17e-eeuwse kopie te zijn. In 1869 maakte ook Gustave Courbet een kopie van Malle Babbe. Dit schilderij is tegenwoordig te zien in de Hamburger Kunsthalle. Meestervervalser Han van Meegeren maakte in de jaren ´30 een portret van Malle Babbe in de stijl van Frans Hals. In de Barteljorisstraat in Haarlem, ter hoogte van de Smedestraat waar Barbara Claes in de kroeg werkte, staat een beeld van Barbara met op haar schouder een uil zoals op het schilderij van Frans Hals.
Han van Meegeren – Malle Babbe
We keren terug naar het lied. In 1970 werd de uitvoering van Malle Babbe door Adèle Bloemendaal geen succes. Dat had Lennaert Nijgh altijd gefrustreerd, omdat hij het zelf een fantastisch nummer vond. Drie jaar later waagde Lennaert Nijgh daarom een nieuwe poging. Hij herschreef Malle Babbe voor Rob de Nijs en kwam direct met nog een lied over prostitutie: ´Ik doe wat ik doe´. Dit lied was in opdracht van televisieregisseur Rob Touber geschreven voor Jenny Arean. Zij bracht het eenmalig ten gehore, maar weigerde daarna om het lied op te nemen. Daarop besloot Astrid Nijgh, de toenmalige echtgenote van Lennaert die zelf de muziek bij het lied had geschreven, het lied op te nemen. De single werd lange tijd genegeerd, maar nadat Ted Bouwens van Radio Noordzee hem in de Tipparade had geplaatst werd het alsnog een hit en bereikte uiteindelijk de zesde plaats in de Top Veertig. In 1975 volgde een Duitse versie van het lied. Duitsland bleek echter nog niet toe aan een dergelijk lied en de single moest uit de verkoop worden gehaald.
Ook de herintroductie van Malle Babbe ging niet zonder problemen. Lennaert Nijgh had een album vol liedjes geschreven voor Rob de Nijs, die hij in 1970 had leren kennen. Nadat Rob de Nijs en zijn begeleidingsband The Lords in 1965 uit elkaar waren gegaan, was de carrière van De Nijs in het slop geraakt. Hij werkte nu in een club, dronk te veel alcohol en was als artiest nog slechts actief geweest als Bello Billy Biggelaar in de kinderserie ´Oebele´ en als Bertram Bierenbroodspot in de serie ´Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer?´
Platenmaatschappij Phonogram was enthousiast over de nummers van Lennaert Nijgh, maar wilde een andere artiest. Rob de Nijs had afgedaan. Lennaert Nijgh had de liedjes echter speciaal voor Rob de Nijs geschreven en dreigde de liedjes terug te zullen trekken. En dus verscheen in 1973 het studioalbum ´In de uren van de middag´, dat een comeback betekende voor Rob de Nijs. Op het album stond ook het lied Malle Babbe met een voor Rob de Nijs aangepaste tekst. Het lied ging nu over een jongeman die verliefd was op Malle Babbe, een dame van plezier.
Je schuimt de straten af en volgt het dievenspoor,
Met schooiers en soldaten, hun petten op één oor.
Je tilt je rokken op en lacht naar iedere man,
Die in het donker wel durft wat overdag niet kan.
En bij nacht, in de kroegen hier,
Gaat je naam in het rond, bij het blond schuimend bier.
Ik ken ze één voor één, de heren van fatsoen,
Ik zal ze nooit vergeten, zoals ze jou wel doen.
Hoe vaak heb jij zo´n kop, bezopen, stom en geil,
Niet aan je borst gedrukt, je lijf nat van zijn kwijl.
En bij nacht, in de kroegen hier,
Gaat je naam in het rond, bij het blond schuimend bier.
Malle Babbe kom, Malle Babbe kom hier,
Lekker stuk, malle meid, lekker dier van plezier
Malle Babbe is rond, Malle Babbe is blond,
Een zoen op je mond, Malle Babbe je lekkere kont.
Lalalalala, lalalalalala
En zondags in de kerk, dan zit daar zo´n meneer,
Stijf als een houten plank,
Met spijkers in zijn kop, te kijken in zijn bank.
Een zwart lakens pak om zijn zondige lijf,
Bang voor de duivel en bang voor zijn wijf.
En zuinig een cent in het bakje doen,
Zo koopt hij zijn ziel weer terug, en zijn fatsoen.
En jij moet achteraan, in het donker ergens staan,
Zoals het hoort.
Maar eens dan komt de dag, dan luiden ze de klok,
Dan draag jij witte bloemen en linten aan je rok.
Wanneer we met elkaar gearmd de kerk uit gaan,
Wat zullen ze dan kijken, daar denk ik altijd aan.
Als bij nacht, in de kroegen hier,
Weer je naam rondgaat, bij het blond schuimend bier.
Malle Babbe kom, Malle Babbe kom hier,
Lekker stuk, malle meid, lekker dier van plezier
Malle Babbe is rond, Malle Babbe is blond,
Een zoen op je mond, Malle Babbe je lekkere ….
Van het album ´In de uren van de middag´ werden in 1973 twee liedjes op single uitgebracht: Jan Klaassen de Trompetter en Dag zuster Ursula. Jan Klaassen de Trompetter was echter door Phonogram eerder dat jaar ook al op het verzamelalbum ´Alle 13 Goed´ gezet, waardoor de single nauwelijks werd verkocht. Een jaar later verscheen er geen nieuw album, maar wel twee nieuwe singles: Hé Speelman en Mirella. In 1975 werd Malle Babbe alsnog op single uitgegeven, al werden er wel wijzigingen aangebracht in zowel de tekst als de arrangementen. De tekst ´Hoe vaak heb jij zo´n kop, bezopen stom en geil, niet aan je borst gedrukt, je lijf nat van zijn kwijl´ werd veranderd in ´Ik heb het vaak gezien, wanneer zo´n stuk verdriet, voldaan naar buiten kwam, en jou daar achterliet´.
Malle Babbe werd een enorm succes. Het nummer staat sinds het begin van de Top 2000 in 1999 onafgebroken in de lijst met positie 406 als hoogste notering. Rob de Nijs zei in een interview dat hij het lied beschouwt als de ultieme afsluiter van een optreden. Ook Boudewijn de Groot zingt het lied regelmatig, al heeft hij het nooit voor een studioalbum opgenomen.
Voor dit artikel heb ik gebruik gemaakt van de volgende bronnen:
- TEDx Haarlem, Dichterbij de Haarlemmer #1: Malle Babbe – Carla Visser, 2016
- Haarlems Dagblad, Mysterie rond Malle Babbe ontrafeld – 13 maart 2013
- Volkskrant (interview), Ik ben ook wel bekogeld met eieren. Geen rotte gelukkig – Julien Althuisius, 2014
- Frans Hals Museum, Frans Hals en de Modernen – 2018
- LennaertNijgh.nl
- Wikipedia, diverse artikelen
- Songteksten.nl, Adèle Bloemendaal lyrics Malle Babbe
- Genius.com, Rob de Nijs lyrics Malle Babbe
©Bert van Zantwijk
Overname van (delen van) dit artikel is uitsluitend toegestaan onder vermelding van de naam van de auteur en/of een link naar dit artikel.