De oudste schriftelijke vermelding van het lied Hansje Sjokken is in Onze Rijmen van Gerrit Jacob Boekenoogen uit 1893. Het versje komt ook voor in de vierde (vermeerderde) druk van Nederlandsche Baker- en Kinderrijmen van Johannes (Jan) van Vloten uit 1894, al wordt het lied hier Hansje Sokken genoemd. In dit boek zijn diverse liedjes uit de verzameling van Van Vloten toegevoegd, die niet in eerdere drukken stonden. Aangezien Van Vloten al in 1883 was overleden, moet Hansje Sjokken dus dateren van voor die tijd.

 

Hansje sjokken,

Trek hem aan zijn rokken,

Trek hem aan zijn staart,

Hansje is geen oortje waard.

 

Een oortje was een bronzen munt ter waarde van twee duiten. Het was een munt van zeer geringe waarde. Er gingen vier oortjes, dus acht duiten, in een stuiver. Beide munten zijn in 1816 afgeschaft, maar zijn blijven voortleven in diverse gezegden zoals ´hij kijkt alsof hij zijn laatste oortje versnoept heeft´ en ´een duit in het zakje doen´.

Bij Hansje Sjokken lopen de kinderen al zingend achter hun vader of moeder aan en vormen een treintje door elkaar vast te houden aan een kledingstuk. Boekenoogen ziet hierin de herinnering aan een middeleeuws gebruik. Hij schrijft: ´De kinderen, die onder het zingen hiervan achter vader of moeder aansjokken, stellen de ballingen voor, die zich bij de inkomst van den nieuwen bisschop aan zijn gewaad of den staart van den ros vastklemden, om zoodoende begenadigd, het hun verboden stadsgebied weder te betreden.´

 

bruegel kinderspelen

 

Het is een feit dat het kinderspel om al zingend een treintje te vormen al heel oud is. Het wordt al afgebeeld in het hierboven afgebeelde schilderij ´Kinderspelen´ van de Vlaamse schilder Pieter Bruegel de Oudere uit 1560, dat te zien is in het Kunsthistorisches Museum in Wenen. Onder deze tekst staat een uitvergroting van het deel van het schilderij waar het spel zichtbaar is. Het is echter niet aannemelijk dat hier het lied Hansje Sjokken wordt afgebeeld. Het woord ´sjokken´ in de betekenis ´langzaam, lusteloos lopen´ komt voor het eerst in een woordenboek voor in 1769, ruim twee eeuwen na het schilderij van Pieter Bruegel.

 

bruegel

 

Johanna W.P. Drost meldt in 1914 in haar proefschrift Het Nederlandsch kinderspel vóór de zeventiende eeuw ´ dat het spel al in 1619 werd beschreven in een toneelstuk van de Amsterdamse toneelschrijver Samuel Coster. De regenten van een weeshuis willen in het toneelstuk controleren of hun geld wel goed wordt besteed. De kinderen moeten daarom worden verzameld. Ze moeten elkaar vastpakken en daarna  de ´moeder´ volgen, terwijl een liedje wordt gezongen.

 

Mijn babbel-beckjes t´saam. Komt hier, komt hier je boeren

Jy halfsalige. Jy boeven en hoeren.

Komt hier mijn kyeren, komt hier mitje schort,

Jou mien ick kladdegat, daer Jaep schier wilt om wort.

Nou vat iens hangt an hangt, en volgt me dan na,

Kijck daer dan dat ´s je veur, nou lijm-strongt haastje dra.

 

´t Vlooch ien schellevis deur dat vvout,

Doen songen al de veugelen jong en out,

Het ien schellevis vleugelen,

Volgt me na, na, na, na, songen al de veugelen.

(Er vloog een schelvis door het woud, Toen zongen alle vogels, jong en oud, Heeft een schelvis vleugels? Volg me dan na, na, na, na, zongen alle vogels)

 

Het lied zal de voorloper zijn geweest van het lied dat G. Kalff in 1895 vermeldde in zijn ´Literatuur en Toneel te Amsterdam in de zeventiende eeuw´:

 

Daar kroop een schellevis al deur het woud

En al zijne vleugelen, ja vleugelen

Die waren van goud.

 

Johanna Drost meldde in 1914 dat dit lied in haar tijd ook in het Oosten van Nederland werd gezongen ter begeleiding van het spel dat ook hoort bij ´Hansje Sjokken´. Zij veronderstelt op basis van de tekst in het liedje van Coster dat het spel oorspronkelijk verwijst naar de vlucht van vogels.

 

ganzenvlucht

 

We hebben inmiddels vastgesteld dat de afbeelding van het spel op het schilderij van Bruegel niets te maken heeft met ´Hansje Sjokken´. Het schilderij is veel ouder dan het lied en het spel verwijst hier mogelijk naar ballingen die zich vasthouden aan het gewaad van een nieuwe bisschop of naar de vlucht van vogels. Later zou het spel ook worden gebruikt bij Hansje Sjokken, maar bijvoorbeeld ook bij Zwaan Kleef-aan en bij ´Sjok Sjok Sjok´, die allemaal afkomstig zijn uit dezelfde periode.

 

Sjok sjok sjok

Achter aan mijn rok

Zo gaan wij naar buiten,

Waar de vogeltjes fluiten.

 

Het lied ´Hansje Sjokken´ moet zijn ontstaan tussen 1769 (de eerste vermelding van het woord sjokken) en 1883 (het overlijdensjaar van Jan van Vloten), mogelijk tussen 1769 en 1816 (de afschaffing van het oortje). De namen Hans, Hansje en Hannes waren in die tijd spotnamen voor Westfaalse keuterboertjes die in de zomermaanden te voet naar Nederland kwamen om wat bij te verdienen. De spotnamen zijn een verkorting van de term ´hannekemaaier´, die is ontleend aan Sint Johannesdag (24 juni), de dag waarop de Duitse boeren jaarlijks als knecht in dienst traden van een Nederlandse boer om gras te maaien of turf te steken.

De Westfaalse boeren waren goedkoop, maar stonden in Nederland ook bekend als luie en lompe drankorgels. Het werkwoord ´hannesen´ is hieruit voortgekomen en betekende volgens het Woordenboek der Nederlandse Taal uit 1858 ´nutteloze bezigheden uitvoeren´. Veertig jaar later vinden we in het woordenboek ook het woord ´gehannes´, dat ´geklungel´ betekent. De Duitse boeren werden ook wel minachtend grasmoffen of poepen genoemd. Mof is een verbastering van het Duitse scheldwoord Muff, dat ´ongemanierde´ betekent. Ik schreef al uitgebreid over de komst van de Westfaalse boeren naar Nederland in het artikel over het ontstaan van De Winkel van Sinkel.

 

hannekemaaiers

 

De tekst van ´Hansje Sjokken´ kan dan worden gelezen als:

Hansje Sjokken

(luie Duitse knecht),

Trek hem aan zijn rokken

(een rok was vroeger ook de benaming voor een jasje. Trek hem aan zijn jasje betekent: iemand doen stilstaan om hem iets te zeggen)

Trek hem aan zijn staart

(Iemand aan zijn staart trekken betekent: iemand ergens op aanspreken)

Hansje is geen oortje waard.

(Je hebt niets aan zo´n luie Duitse knecht).

 

©Bert van Zantwijk

Overname van (delen van) dit artikel is uitsluitend toegestaan onder vermelding van de naam van de auteur en/of een link naar dit artikel.