Vroeger was er in gezinnen een vaste rolverdeling tussen man en vrouw. De man ging werken en zorgde daarmee voor het geld. De vrouw runde het gezin. Zij deed het huishouden, de was en de boodschappen, ze kookte het eten en verzorgde de kinderen. Als de man ´s avonds thuis kwam moest ook hij verzorgd worden. Het was de taak van de vrouw om de kinderen te baden en naar bed te brengen, af te wassen en koffie te zetten. In de meeste gezinnen was het ondenkbaar dat de man koffie zou inschenken, want meneer had gewerkt en was moe.
Het was voor een vrouw, zeker als zij een groot gezin had, een hele uitdaging om alle huishoudelijke taken elke week gedaan te krijgen. Veel hulpmiddelen had ze daar niet voor. Een stofzuiger was al in het begin van de twintigste eeuw gemeengoed, maar de meeste andere huishoudelijke apparaten zouden pas in de jaren ´50 en ´60 hun intrede doen in de gezinnen. In de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw was huisvrouw zijn een dagtaak. De meeste vrouwen hadden daarom een vaste weekplanning voor het huishouden.
...Zegt mijn man Rita Hovink, 1978 De vrouw des huizes heeft het rijk alleen. Zegt mijn man Hoeft niet te werken, heeft nooit een probleem. Zegt mijn man Waarom de vrouw van deze tijd zo klagen kan, da's onbegrijpelijk. Zegt mijn man Dat beetje koken is toch geen bezwaar. Zegt mijn man En ook die afwas speel je makkelijk klaar. Zegt mijn man Waarom de huisvrouw van vandaag zo zeuren kan is hem een raadsel. Zegt mijn man En wat mijn man zegt is altijd waar Ik moet dat weten want wij zijn een paar Dat beetje wasgoed gaat in de machien. Zegt mijn man En ook dat strijken is te overzien. Zegt mijn man Waarom de vrouw van nu dat niet begrijpen kan, is onverklaarbaar. Zegt mijn man En wat mijn man zegt is altijd waar Ik moet dat weten want wij zijn een paar De grote schoonmaak is zo goed voor 't hart. Zegt mijn man En dat tuinieren is toch zo apart. Zegt mijn man Dat de moderne vrouw dat niet bevatten kan, dat is een schande. Zegt mijn man Hij moet gaan werken, elke dag van huis. Zegt mijn man Zijn lieve vrouwtje blijft dan lekker thuis. Zegt mijn man Dat ik de Heer op blote knieën danken kan, voor zo'n goed leven. Zegt mijn man Dat ik de Heer op blote knieën danken kan, voor zo'n goed leven. Zegt mijn man Dat ik de Heer op blote knieën danken kan, voor zo'n goed leven. Zegt mijn man...
Maandag wasdag
In Nederland en België werd wasgoed traditioneel gewassen op maandag, vandaar de uitdrukking ‘maandag wasdag‘. Toch dekt deze uitdrukking niet de lading, want het hele proces vanaf de wasmand tot het moment dat alle kleding en beddengoed weer opgevouwen in de kast lag duurde een halve week. Daarbij moet bedacht worden dat gezinnen vaak groot waren, ketels met water moesten worden gekookt om aan warm water te komen, de hele was met de hand moest worden gedaan en dat de was ook producten omvatte als gebruikte katoenen luiers en katoenen lappen die dienst hadden gedaan als maandverband.
De eerste werkzaamheden voor de was begonnen op zondag. De bedden werden dan verschoond, zodat het gebruikte beddengoed gewassen kon worden. Op zondagavond werd het wasgoed in de week gezet. Luiers en maandverband werden op zondag eerst met koud water uitgespoeld. Als een kind al vast voedsel gebruikte en daardoor dikkere ontlasting had, moest deze voor het uitspoelen eerst worden verwijderd. Dat veranderde in de jaren ’50 toen er blauwe inlegvellen voor de luiers op de markt kwamen. Na het spoelen werden de luiers in een luieremmer met sop in de week gelegd.

Op maandagmorgen werd de witte was in een grote ketel met water en een sopje van Radion, Biotex of soda gekookt. Ook de luiers werden uitgekookt om de bacteriën die erin zaten te doden. Dat was geen prettig werk. Elke moeder herinnert zich nog de geur die vrijkwam als het deksel na het weken van de luieremmer werd gehaald. Daarna begon het eigenlijke wassen. Vlekken in het wasgoed werden ingesmeerd met Sunlight zeep. De wasketel werd gevuld met warm water en met behulp van een zeepklopper werd een sopje gemaakt. Vervolgens werd het wasgoed gestampt, op een wasbord schoon geschrobd en daarna door de wringer gehaald. Indien er nog vlekken in het wasgoed zaten, werden deze met citroensap, azijn, soda of bleekwater verwijderd.
Daarna moest de was drogen. Als het regende was het hele huis gevuld met rekjes natte was. Lakens hingen doorgaans aan een waslijn boven een trapgat. De kachel werd dan harder gestookt. Alles in huis werd dan klam en in het hele huis hing een muffe geur. Bij droog weer werd het wasgoed buiten aan de waslijn gehangen. Als er geen tuin was, werd het balkon gebruikt en hingen er wasrekjes aan de deuren en in de raamopeningen. ’s Avonds werd het wasgoed weer naar binnen gehaald. In de wintermaanden was het wasgoed dan stijf van de kou en moest op een rekje voor de kachel verder drogen.

Dinsdag strijkdag
Lakens, schorten, overhemden en antimakassars werden op dinsdagmorgen gesteven. Een antimakassar was een gehaakt kleedje dat op de rugleuning van met stof beklede meubels werd gelegd, om deze te beschermen tegen makassarolie. Mannen gebruikten die olie om het haar te verzorgen en te stileren. Later zou makassarolie vervangen worden door Brylcreem. Er werd een papje gemaakt van kokend water en stijfselvlokken, een van rijst of tarwe gemaakt zetmeelpoeder. De textielwaren werden in de stijfseloplossing gespoeld, waardoor er een laagje stijfsel op het textiel kwam. Dit heette appreteren en zorgde voor versteviging en bescherming van de vezels van de stof. De lakens werden vervolgens liggend te drogen gelegd, terwijl de overhemden en schorten nat werden gestreken.
Bij strijken na droging werd het met stijfsel behandelde wasgoed extra soepel en zacht, terwijl met stijfsel behandeld textiel dat gestreken werd terwijl het nog vochtig was juist steviger werd en kreukvrij bleef. Vuil drong door het stijfsel niet door in de kern van textielvezels. De stijfsellaag nam het vuil op. Bij de volgende wasbeurt loste het stijfsel op, waardoor ook het vuil verdween. ’s Middags werd de was gestreken, opgevouwen en ingeruimd. De lakens, die na het stijven eerst nog hadden moeten drogen waren daarbij als laatste aan de beurt.

Woensdag versteldag
Kleding waar reparaties aan verricht moesten worden werden bewaard in de lappenmand. Woensdag was versteldag, de dag waarop deze reparaties werden verricht. Vaak waren het kleine reparaties, zoals het aannaaien van een knoop of het stoppen van een gat. Als iemand een niet al te ernstige kwaal heeft en de verwachting is dat hij/zij weer snel zal opknappen, zeggen we nog steeds dat die persoon in de lappenmand ligt. Grotere gaten in kleding werden vaak gerepareerd door er lappen overheen te plaatsen. Bij jongens ging het dan meestal om kniestukken op een broek of elleboogstukken op een trui. Bij meisjes werden vaak lappen stof in de vorm van een hartje, een bloem of een vlinder gebruikt om gaten af te dekken.
Het verstellen van kleding kon ook bestaan uit het innemen of uitleggen van kleding. Kinderkleding werd vaak enkele maten te groot gekocht en er werd een zoom ingelegd om de kleding passend te maken. Als het kind te groot werd voor de kleding, werd de zoom weer uitgelegd. Groeide het kind ook hier uit, dan werd de kleding vaak doorgeschoven naar een jongere broer of zus. Er werd dan opnieuw een zoom ingelegd om de kleding passend te maken, zodat de kleding ook voor dit kind nog twee rondes mee kon. Als kleding echt niet meer gerepareerd kon worden, werd deze verknipt en gebruikt om andere kledingstukken mee te repareren of werd voortaan gebruikt als poetslap.

Woensdag was in de meeste steden ook de dag waarop de weekmarkt werd gehouden. Er moesten dus inkopen worden gedaan, want goederen waren op de markt veel goedkoper dan in de winkel. In 1969 zou de bekende componiste van jingles en reclamemuziek Marian de Garriga de slogan ‘Op de markt is je gulden een daalder waard‘ bedenken. Een daalder was tot 1847 een munt met een waarde van één gulden vijftig. Als er na de weekmarkt nog boodschappen nodig waren, werden die doorgaans op de pof gekocht in de buurtwinkel en op zaterdag betaald als de loonzakjes werden ontvangen.
We kennen ook de term ‘woensdag, gehaktdag‘. Het Nederlandse slagersvak had in 1949 een prijsvraag uitgeschreven voor een slogan. De winnaar bedacht de korte, pakkende zin en won daarmee 25 gulden. De slogan werd in de jaren ’60 opgepikt door de reclamewereld. Vroeger begon de slager op maandag met het slachten van dieren. Vervolgens werden dinsdag de karkassen uitgebeend en opgedeeld in verschillende stukken vlees, zoals karbonades en speklappen. Bij dat snijwerk bleven wat resten vlees over en die werden op woensdag, samen met de stukken vlees die minder in trek waren, tegen een lage prijs verkocht. Dit gemengde vlees werd door de nasi gedaan. Klanten kochten dit vlees ook om het thuis door de gehaktmolen te halen. Oudbakken brood werd verkruimeld en door het gemalen vlees gemengd, want weggooien was zonde. Vaak werd zowel op woensdag als op donderdag gehakt gegeten, omdat het goedkoop was en de mensen nog geen koelkast hadden om de gehaktballen te kunnen bewaren.

Donderdag en vrijdag kuisdag
In Nederland was donderdag de kuisdag, in delen van België was dit op vrijdag. Veel verschil maakte dit niet, want het schoonmaken was teveel om op één dag te doen. Er werd gestookt op kolen en dat zorgde voor veel vervuiling in het huis. Vloeren schrobben, matten kloppen en koper poetsen, het hoorde allemaal bij de wekelijkse schoonmaak. Er werd altijd van boven naar beneden gewerkt. Op donderdag werden de slaapkamers gedaan en om de week de ramen gelapt, op vrijdag de woonkamer, eetkamer, keuken en gang. Als er een tuin was, werd die op zaterdag onderhouden. In het jargon van toen: donderdag de bovenboel, vrijdag de benedenboel, zaterdag de buitenboel. Naast de wekelijkse poetsbeurt was het een traditie om twee keer per jaar, voor en na het aansteken van de kachel, een grote schoonmaak te organiseren. Alle meubels gingen dan van hun plaats. Matrassen, vloerkleden en lopers werden opgerold, naar buiten gebracht en met de mattenklopper uitgeklopt. Deuren werden gesopt en gordijnen werden gewassen. Kasten werden leeggeruimd, van binnen schoongemaakt en in de boenwas gezet en ook de administratie werd op die dag geordend. Indien nodig werden ook de muren opnieuw behangen en de plafonds gewit. Alle roet en stof, ook op de meest onmogelijke plaatsen, werd op zo’n dag verwijderd. Na de komst van aardgas in de jaren ’60 werden de kolenkachels vervangen door gaskachels. De grote schoonmaak werd voortaan nog maar één keer per jaar gedaan, in het voorjaar.
We kennen ook de term ‘vrijdag, visdag‘. Dat is afkomstig uit het katholieke geloof. In de eerste eeuwen van het christendom was het gebruikelijk om wekelijks te vasten op woensdag en vrijdag. Op woensdag, omdat Christus op die dag is verraden en op vrijdag, omdat Hij op die dag is gekruisigd. In Rome kwam daar de zaterdag bij, de dag waarop Christus in het graf verbleef. In de derde eeuw raakten de wekelijkse vastendagen wat op de achtergrond. De woensdag en zaterdag werden halve onthoudingsdagen. Op die dagen was het gebruik van vlees uitsluitend toegestaan tijdens de hoofdmaaltijd. De vrijdag was een volledige onthoudingsdag. Er mocht op die dag geen vlees worden gegeten, maar vis was wel toegestaan. De Nederlandse bisschoppenconferentie schreef in 1989 voor, dat de gelovige aan de plicht tot onthouding op vrijdag kan voldoen door zich in eten en drinken, in roken of in andere genoegens duidelijk te beperken. Er mag sindsdien dus ook vlees worden gegeten op vrijdag.
Loflied op Dora Leen Jongewaard, 1969 Wim Sonneveld, 1972 Een dag in de week blinken de ruiten als spiegels Eens in de week is de stoep het schoonste van heel de stad Nergens vind je dan een kruimpie Of een stoffie of een pluimpie Als je van de vloer wil eten, kun je dat (Op die ene dag) Eens per week, dan is de wc een paleisie En de deurknop schittert dan in de zonnegloed Waarom, waarom, zul je vragen Is dat niet op and're dagen Da's de dag dat Dora dan de schoonmaak doet En daarom drink ik op Dora, en daarom zeg ik Ze is kampioene met stoffer en blik Een schoonmaakartieste, dat zie je pas goed Als Dora de binnenboel, Dora de buitenboel doet Als Dora de binnenboel, Dora de buitenboel Dora de bovenboel en de benedenboel Dora de achterboel, Dora de hele boel doet "Goed zo Dora. Zo gaat ie goed" Mmm, Dora Jaja, Dora Als ik Dora de mattenklopper zie zwaaien Of met de ragebol vliegt ze tegen de wanden op Denk ik dikwijls bij me eige Dora moest een standbeeld krijgen Midden in een groot bassin van schuimend sop (Op het Doraplein) O, het zou zo schitterend mooi kenne wezen Dora daar te zien staan met een emmer en dweil van steen Ook al zal 't er nooit van komme Kan me dat nog niks verdomme Zoals Dora poetsen kan, is er geen een En daarom drink ik op Dora, en daarom zeg ik Ze is kampioene met stoffer en blik Een schoonmaakartieste, dat zie je pas goed Als Dora de binnenboel, Dora de buitenboel doet Als Dora de binnenboel, Dora de buitenboel Dora de bovenboel en de benedenboel Dora de achterboel, Dora de hele boel doet Als Dora de binnenboel, Dora de buitenboel Dora de bovenboel en de benedenboel Dora de achterboel, Dora de hele boel doet
Zaterdag klusdag
Na de Tweede Wereldoorlog kende Nederland een 48-urige werkweek. De zaterdag was destijds voor de man een normale werkdag. Eind jaren ’50 werd de werkweek verkort naar 45 uur en werd op zaterdag nog slechts een halve dag gewerkt. Ook de kinderen moesten op zaterdagmorgen naar school. De vrouw hield zich die ochtend bezig met klusjes in huis die nog gedaan moesten worden. Als er een tuin was, werd die ook op zaterdagmorgen onderhouden: grind harken, onkruid wieden, de heg knippen, dode bladeren verwijderen, sproeien. Als de man op zaterdag klaar was met werken ging hij vaak eerst naar de barbier om zich te laten scheren. Daarna ging hij met zijn loonzakje naar huis. Er werden dan boodschappen gedaan en eerder die week op de pof gekochte artikelen werden afgerekend. Zaterdag was ook de dag om in bad te gaan. Kleinere kinderen gingen in een teil. De ouders en de grotere kinderen gingen naar het badhuis. Op zaterdag werd meestal iets gemakkelijks gegeten, bijvoorbeeld brood en soep. In de jaren ’50 nam de welvaart toe en werd op zaterdag soms patat gehaald bij een snackbar of een maaltijd bij de afhaalchinees, die toen in opkomst waren.
Zondag rustdag
Zondag was de rustdag. Men ging ‘in de zondagse kleren‘ naar de kerk en bracht daarna de dag door met het gezin, waartoe ook de opa’s en oma’s werden gerekend. De volwassenen speelden dan vaak een kaartspel, terwijl de kinderen Ganzenbord, Monopoly of een ander bordspel speelden. Als het weer het toeliet werd een wandeling gemaakt in het bos. Toen de welvaart toenam werd de zondag af en toe ook gebruikt om naar het zwembad of naar een speeltuin te gaan. Heeft mama een goede bui en is papa niet te lui,…..
Voor het schrijven van dit artikel heb ik gebruik gemaakt van de volgende bronnen:
- Historisch Archief – Maandag wasdag – 28 juli 2015;
- Is Geschiedenis – De geschiedenis van de luier – Daan Couwenbergh;
- Plus Online – Herinneringen aan katoenen luiers – Maartje Bressers, 19 augustus 2021;
- Wikipedia Nederlands – Stijfsel – laatst bewerkt 16 januari 2020;
- Wikipedia Nederlands – Voorjaarsschoonmaak – laatst bewerkt 21 april 2018;
- Huis van Alijn, Kenniscentrum van erfgoed van het dagelijks leven – Grote schoonmaak.
©Bert van Zantwijk
Overname van (delen van) dit artikel is uitsluitend toegestaan onder vermelding van de naam van de auteur en/of een link naar dit artikel.
Ik ben 89 jaar en heb alles uit het verhaal Woensdag gehaktdag meegemaakt ik was weer terug in de tijd .
LikeLike
Ik hoop dat u van het verhaal heeft genoten.
LikeLike
ik ben 69 jaar oud ik genoot heeel erg van die tijd mjam mjam
LikeGeliked door 1 persoon
Voor kinderen was het ook een leuke tijd.
Na schooltijd buiten spelen, daarna met het hele gezin aan tafel.
Er werd nog gelezen en er werden spelletjes gedaan.
Onvergelijkbaar met de jeugd van nu, die vastgeroest zit aan hun mobieltje.
LikeLike