Jan Pieter Heije (1809-1876) was een Amsterdamse arts, die vooral bekend is geworden als tekstdichter. Hij was een sociaal bewogen mens en een energieke volksverbeteraar die zeer actief was als bestuurder. Heije was enkele jaren gemeenteraadslid in Amsterdam, lid van het hoofdbestuur van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, secretaris van de Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst en algemeen bestuurslid van de Maatschappij tot Nut van ´t Algemeen. Ook was hij de oprichter van de Vereeniging voor Nederlandsche Muziekgeschiedenis en mede-oprichter van het Amsterdamse Prinsengrachtziekenhuis.

Heije schreef poëzie, geestelijke liederen, volksliedjes en kinderliedjes. Als bestuurslid van de Maatschappij tot Bevordering van de Toonkunst had hij veel contact met componisten. Hierdoor was hij als een van de eersten in staat om af te stappen van de gewoonte om liedjes te schrijven op bestaande melodieën. Hij werkte vooral veel samen met arts en componist Joannes Viotta, maar ook met de vooraanstaande dirigent en componist Johannes Verhulst, die beiden lid waren van het MBT.

 

heije_kinderliederen

 

Bekende liedjes van Jan Pieter Heije zijn ´Sint Nicolaas´ (Zie de maan schijnt door de bomen), ´Twee voerlui´ (Een karretje op de zandweg reed), ´Van zeven kikkertjes´ (Er zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot), ´Onze manieren´ (Tussen Keulen en Parijs ligt de weg naar Rome), ´Naar zee´ (Ferme jongens, stoere knapen, Foei hoe sufferd staat gij daar), ´Een middagslaapje´ (Wie rusten wil in ´t groene woud, wie rusten wil met lusten) en ´De kleinste´ (In ´t groene dal, in ´t stille dal, waar kleine bloempjes groeien).

In 1844 publiceerde Jan Pieter Heije ´Een triomfantelijk lied van de Zilvervloot´. De muziek werd in 1856 toegevoegd door Joannes Viotta. In 1900 componeerde Peter van Anrooy een variant op de muziek van Viotta.

 

Heb je van de Zilveren Vloot wel gehoord,

De Zilveren Vloot van Spanje?

Die had er veel Spaansche matten aan boord

En appeltjes van Oranje!

 

Piet Hein, Piet Hein,

Piet Hein, zijn naam is klein.

Zijn daden bennen groot, zijn daden bennen groot,

Die heît gewonnen de Zilveren Vloot!

 

Zeî die niet met een aalwaêrig woord:

Wel jongentjes van Oranje!

Kom klim me ´reis gaauw aan dat Spaansche boord,

En rol me de matten van Spanje!

 

Piet Hein, Piet Hein,

Piet Hein, zijn naam is klein.

Zijn daden bennen groot, zijn daden bennen groot,

Die heît gewonnen de Zilveren Vloot!

 

Klommen niet de jongens als katten in ´t want,

En vochten ze niet als leeuwen?

Ze sloegen de Spanjers wel duchtig te schand´,

Ze hoorden in Spanje het schreeuwen.

 

Piet Hein, Piet Hein,

Piet Hein, zijn naam is klein.

Zijn daden bennen groot, zijn daden bennen groot,

Die heît gewonnen de Zilveren Vloot!

 

Kwam er nou nog ´reis zoo´n Zilveren Vloot,

Zeg, zou jelui nog zoo kloppen?

Of zal je je veilig en buiten schoot,

Maar stil in je hangmat stoppen?

 

Wel Hollands bloed,

Dat bloed heît nog wel moed,

Al bennen ze niet groot, al bennen ze niet groot,

Ze zouên nog winnen een Zilveren Vloot.

 

In de variant, zoals die tegenwoordig bekend is, wordt het refrein uitgebreid met:

Hij heeft gewonnen, gewonnen, de Zilvervlohohohoot

Hij heeft gewonnen de Zilvervloot.

 

Op Wikipedia staat vermeld dat het lied van Heije gebaseerd is op een soortgelijk lied uit de 17e eeuw, waarin ook Hein op klein rijmde en vloot op groot. Hiermee wordt gedoeld op ´Het klaegh-liet van de matroosen van Piet Heyn´, geschreven na de dood van Piet Hein in 1629 en vermeld in het Nieu Bossche Geusen lied-boeck uit 1663. In ´Het klaegh-liet´ rijmt inderdaad Heyn op kleyn:

 

Sijn eer sal sijn vertelt,

Lange jaren na desen,

Wie sou om desen Helt,

Met recht niet droevigh wesen?

Ons Prins seer hoogh gepresen,

Was sijn rouwe niet kleyn,

Wanneer hy heeft gelesen,

´T verlies van Pieter-Heyn.

 

In het lied is geen sprake van het rijmen van vloot op groot, maar komt wel een zin voor die enige overeenkomst heeft met ´Zijn daden bennen groot´:

 

Dees Victory gemeyn,

Heeft God ons noch gegeven,

Ons Admirael Piet-Heyn,

Most daer laten sijn leven:

Nochtans moet sijn beschreven,

Sijn vrome daden groot,

Die hy noch heeft bedreven.

Jn ´t eynde van sijn doot.

 

Beide liederen hebben verder geen overeenkomsten en het is een onzinbewering dat het lied van Jan Pieter Heije over de Zilvervloot op dit lied is gebaseerd. ´Het klaegh-liet van de matroosen van Piet-Heyn´ gaat over de dood van Piet Hein tijdens een gevecht met Oostender kapers in 1629 en over zijn trouw aan de Prins van Oranje. Het lied van Jan Pieter Heije is een loflied op Piet Hein, die in 1628 als admiraal van de West-Indische Compagnie een Spaanse vloot wist buit te maken die geladen met in Zuid- en Midden-Amerika gewonnen goud en zilver op weg was naar Spanje. Hiermee werd Spanje een gevoelige klap toegediend in de Tachtigjarige Oorlog, omdat het land het goud en zilver nodig had om de oorlog te kunnen bekostigen. Piet Hein kreeg na zijn overlijden een marmeren praalgraf in de Oude Kerk in Delft. Hij was de eerste vlootvoogd aan wie deze eer te beurt viel.

Door de industrialisatie was er in de negentiende eeuw in de bevolking een grote laag van fabrieksarbeiders ontstaan, waarbij armoede, slecht onderwijs en analfabetisme een groot probleem waren. Wereldverbeteraar Jan Pieter Heije wilde door middel van muziekonderwijs de jeugd waarden en normen bijbrengen. Zeehelden uit de Gouden (17e) Eeuw, zoals Piet Hein en Michiel de Ruyter, werden in die tijd vereerd als de verpersoonlijking van vaderlandse deugden als eenvoud, ondernemingslust, koelbloedigheid en plichtsbesef. Het lied was dan ook bedoeld als een opvoedkundig lied voor de schoolgaande jeugd.

Tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog namen vaderlandslievende liederen in populariteit toe. Het lied over de Zilvervloot werd niet meer alleen op scholen gezongen, maar ook tijdens sportevenementen zoals voetbalinterlands en schaatswedstrijden. Dat veranderde halverwege de jaren ´70, toen mensen anders gingen kijken naar de heldenstatus van onze vroegere nationale (zee)helden. Het werd mode om kaapvaarders als Piet Hein af te schilderen als ordinaire gewetenloze piraten, vertegenwoordigers van het kolonialisme en daders van slavernij. Dit is historisch gezien niet juist.

 

Piet Heyn

 

Tegenwoordig is kaper een synoniem voor zeerover of piraat, maar dat was vroeger niet zo. Kaapvaart was een door de overheid gestimuleerde en gelegitimeerde manier van oorlogsvoering. In tijd van oorlog werden kaperbrieven uitgegeven, waarop reders konden inschrijven. Hiermee verkregen zij het recht om handelsschepen van de vijand aan te vallen en te veroveren. Dit was echter wel gebonden aan strenge regels.

Een kaperschip had een grote bemanning. Als een vijandelijk koopvaardijschip was veroverd, werd een deel van de bemanning van het kaperschip overgezet op het veroverde schip en koers gezet naar de dichtstbijzijnde neutrale haven waar een consul gevestigd was. Hier konden de kapers zich met hun kapersbrief, waarin de naam van hun eigen schip en de naam van de kapitein vermeld stonden, legitimeren en werd een onderzoek ingesteld of het prijsschip op een wettige manier was buit gemaakt. Dit onderzoek werd verricht door een gerechtshof en ook de eigenaren van het veroverde schip konden hier hun bezwaren uiten.

Als alles volgens de regels was verlopen, volgde een openbare veiling van het schip en de lading. Van de opbrengst moest een vast percentage worden afgestaan aan de admiraliteit en de stadhouder, waarna de rest werd verdeeld tussen de rederij en de bemanning. Kaper was dus een gerespecteerd beroep. Ook als het kaperschip in handen van de vijand viel, kon de kapitein zich met zijn kaperbrief legitimeren en de bemanning werd dan behandeld als krijgsgevangenen. Zodra de oorlog werd beëindigd, verloor ook de kaperbrief zijn geldigheid.

Piet Hein was dus zeker geen piraat. Hij was in dienst van de West-Indische Compagnie, die van de Staten-Generaal der Nederlanden de opdracht had gekregen om de oorlog met Spanje uit te breiden naar zee, zodat de aandacht van Spanje werd afgeleid van de Republiek. Met de opbrengst van goud- en zilvertransporten uit Zuid- en Midden-Amerika bekostigde Spanje de strijd tegen de Nederlandse opstandelingen. Het in beslag nemen van de Spaanse Zilvervloot was derhalve een te rechtvaardigen oorlogshandeling, waarbij bovendien vrijwel geen sprake is geweest van gevechtshandelingen.

Spanje kampte door het verlies van de Zilvervloot met een gebrek aan liquide middelen, waardoor de troepen die tegen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden vochten niet meer konden worden betaald. De Republiek beschikte echter opeens over voldoende geld om soldaten, paarden, wapens en munitie te bekostigen om daarmee in 1629 Den Bosch te belegeren en in te nemen, waardoor Spanje de greep verloor op de Zuidelijke Nederlanden. Hiertoe werd een maand voor het beleg de uitvoer van etenswaren naar Den Bosch verboden, waardoor schaarste in de stad ontstond, en werd vervolgens de stad ingenomen door een leger van 24.000 voetgasten en vier- tot vijfduizend ruiters.

 

beleg Den Bosch

 

Ook was Piet Hein niet de niets en niemand ontziende kolonisator en slavenhandelaar die sommige mensen in hem willen zien. De West-Indische Compagnie is weliswaar berucht geworden door de lucratieve en wrede slavenhandel, maar dit heeft zich grotendeels afgespeeld na de dood van Piet Hein. Hier is dus sprake van ´guilt by association´. Toen Piet Hein tijdens een van zijn tochten naar de West twee Portugese schepen met zieke slaven buitmaakte liet hij ze vrij in plaats van de slaven, overeenkomstig zijn orders, naar het Amazonegebied te brengen en daar te verkopen.

Hierbij zal zeker hebben meegespeeld dat Piet Hein zelf ook twee keer gevangen is genomen. De eerste keer was rond 1596, toen hij samen met zijn vader gevangen werd genomen door de Spanjaarden en op de galeien tewerk werd gesteld. Vijf jaar later kwamen zij weer vrij toen zij werden uitgewisseld tegen een Spaanse admiraal die in 1600 bij de Slag bij Nieuwpoort in handen van de Republiek der Nederlanden was gekomen. In 1603 werd Piet Hein opnieuw gevangen genomen door de Spanjaarden en gedurende vier jaar opgesloten in de Cubaanse hoofdstad Havana.

Piet Hein heeft na het veroveren van de Zilvervloot de West-Indische Compagnie verlaten. Hij kon zich niet vinden in de vergoeding die hij en zijn bemanning van de WIC hadden ontvangen voor het aanbrengen van de Zilvervloot en was teleurgesteld dat hij wel geroemd werd voor het veroveren van de waardevolle buit, maar vrijwel geen lof kreeg voor eerdere missies waarbij hij zware gevechten had moeten leveren. Hij trad vervolgens in dienst van de Admiraliteit, waar hij de strijd zou aangaan met kaapvaarders die Nederlandse transporten trachtten te veroveren. Zijn eerste opdracht was om de Duinkerker kapers te bestrijden. Piet Hein vond echter niet de Duinkerker kapers, maar wel drie kaperschepen uit Oostende. In de strijd die volgde werden de Oostender kapers verslagen, maar verloor Piet Hein het leven. Hij werd getroffen door een kogel van acht pond en was op slag dood.

Piet Hein was dus geen piraat en ook geen wrede kolonisator en slavenhandelaar, maar de verovering van de Zilvervloot was ook niet de heroïsche daad die Heije er in zijn liedje van heeft gemaakt.

 

Heb je van de Zilveren Vloot wel gehoord,

De Zilveren Vloot van Spanje?

Die had er veel Spaansche matten aan boord

En appeltjes van Oranje!

 

Een ´Spaanse mat´ was de Nederlandse bijnaam voor een zilveren Spaanse munt, ter waarde van acht real, die in de Engelstalige landen bekend stond als ´Spanish dollar´. Na de ontdekking van Latijns-Amerika (een verzamelnaam voor de landen die ooit een kolonie waren van Spanje en Portugal) werd door de Spanjaarden op grote schaal zilver gewonnen in Bolivia, Mexico en Honduras. Van het zilver werden munten geslagen die naar Spanje werden verscheept. Spaanse matten waren in Europa, Amerika en het Verre Oosten een wettig betaalmiddel. Appeltjes van Oranje was de Nederlandse bijnaam voor zowel goudklompen als voor gouden Spaanse dukaten. Pas veel later zou dit ook de bijnaam worden voor sinaasappels.

Behalve 177.000 pond zilver en 66 pond goud had de Zilvervloot ook duizend parels, 37.000 huiden, 3000 balen van de uiterst kostbare kleurstoffen indigo en cochenille en 361 kisten suiker aan boord. De totale waarde bedroeg 11,5 miljoen gulden, wat omgerekend naar nu neerkomt op een half miljard euro op basis van de zilverprijs, maar op een veelvoud van dat bedrag op basis van wat er in die tijd met het geld gedaan kon worden. Piet Hein ontving van de West-Indische Compagnie een beloning van zesduizend gulden. De manschappen kregen een bonus gelijk aan zeventien maanden salaris, wat voor de kapiteins neerkwam op ongeveer 500 gulden en voor de meeste matrozen op ongeveer 200 gulden. Vooral kapitein Witte de With, de latere admiraal, was hier zeer boos over.

 

Zeî die niet met een aalwaêrig woord:

Wel jongentjes van Oranje!

Kom klim me ´reis gaauw aan dat Spaansche boord,

En rol me de matten van Spanje!

 

Klommen niet de jongens als katten in ´t want,

En vochten ze niet als leeuwen?

Ze sloegen de Spanjers wel duchtig te schand´,

Ze hoorden in Spanje het schreeuwen.

 

En hier overdrijft Heije. De Zilvervloot bestond uit een jaarlijks transport door twee vloten, afkomstig uit Bolivia en uit Mexico, die samenkwamen bij Havana en gezamenlijk naar Spanje voeren. De West-Indische Compagnie had drie vloten uitgezonden om de Zilvervloot te onderscheppen. De eerste Nederlandse vloot stond onder commando van Pieter Adriaanszoon Ita. Hij viel de uit Bolivia komende Zilvervloot aan en joeg hen op. De tweede Nederlandse vloot viel Brazilië aan, zodat de daar gelegerde Portugese troepen zich niet in de strijd konden mengen. De derde Nederlandse vloot onder commando van Piet Hein arriveerde een paar dagen later en lag bij de noordkust van Cuba met 31 zwaarbewapende schepen in een hinderlaag te wachten op de door Pieter Ita opgejaagde Zilvervloot en de uit Mexico komende tweede vloot.

 

Slag bij Matanzas

 

De Mexicaanse vloot was echter door de Spanjaarden gewaarschuwd voor de komst van de Nederlandse kapersvloot en besloot daarom in de haven te blijven liggen. Pieter Ita wist enkele schepen van de Boliviaanse vloot te veroveren, maar slaagde er niet in om de overige schepen in de handen van Piet Hein te drijven en besloot met zijn buit terug te keren naar de Republiek. Piet Hein lag daarom vanaf 10 juli tevergeefs te wachten op de beide Zilvervloten en werd door ongunstige stromingen ook steeds een aantal mijlen weggedreven, waardoor het onmogelijk zou worden om de Zilvervloot te kunnen onderscheppen.

Op 28 augustus was de Zilvervloot nog steeds niet in zicht en omdat het stormseizoen in aantocht was werd overwogen om de missie af te blazen en af te zakken naar Florida. De volgende dag onderschepte kapitein Witte de With echter een boot die op weg was om de Mexicaanse Zilvervloot te waarschuwen voor de aanwezigheid van Piet Hein. De Mexicanen waren op 8 augustus alsnog vertrokken in de veronderstelling dat met het vertrek van de vloot van Pieter Ita de kapers waren verdwenen en het veilig was om uit te varen. De vloot was echter door een orkaan uiteen geslagen en de schepen werden door de harde stroming richting Havana gesleurd.

In de nacht van 7 op 8 september werd het eerste schip van de Mexicaanse Zilvervloot veroverd. Het schip werd door de stroming recht in de handen van Piet Hein gedreven en kon eenvoudig en zonder strijd worden ingenomen. De volgende morgen kwamen de overige schepen in zicht. Twaalf schepen bevonden zich ten westen van de kapersvloot en negen schepen trachtten te voorkomen dat zij door de stroming in handen van de kapers zouden vallen door hun ankers uit te gooien. Piet Hein stuurde een sloep met een Spaanse tolk naar de schepen, die de Spanjaarden wist te bewegen tot overgave.

Vier grote galjoenen bevonden zich ten oosten van de kapersvloot en waren afgesneden. Zij trachtten het vasteland te bereiken om de lading van boord te halen en over land naar Havana te brengen. De galjoenen liepen echter in lengterichting vast op de modderbanken, waardoor zij niet in staat waren om hun kanonnen op de kapers te richten. Diverse Spanjaarden verlieten de schepen en sloegen op de vlucht, waaronder ook de Spaanse admiraal Juan de Benavides Bazán. Piet Hein besloot de aanval te openen. Hij zette zijn eigen schip naast de galjoenen en begon een sloepenaanval vanaf de overige schepen. Al na enkele schoten vanaf het schip van Piet Hein gaven de Spanjaarden zich over.

Uiteindelijk wist Piet Hein nog twee andere schepen te veroveren, waarmee de totale buit kwam op zestien schepen. De vier galjoenen werden toegevoegd aan de vloot van Piet Hein en de overige schepen werden tot zinken gebracht. De bemanning van de schepen kreeg voldoende proviand mee voor een voettocht naar Havana en werd aan land gezet. Daarna werd de terugreis naar de Republiek ingezet. De Zilvervloot was veroverd zonder dat er sprake was geweest van gevechtshandelingen en noch aan Nederlandse zijde noch bij de Spanjaarden waren doden gevallen, al zou de Spaanse admiraal in 1634 na een lang proces wegens lafheid ter dood worden veroordeeld.

 


Voor het schrijven van dit artikel heb ik gebruik gemaakt van de volgende bronnen:

  • Leidsch Dagblad, De Sinterklaas van Abbenes Jan Pieter Heije – 3 december 1966
  • Koninklijke Bibliotheek, Schrijversalfabet: Jan Pieter Heije
  • Historisch Nieuwsblad, Piet Hein en de verovering van de Zilvervloot – Rob Hartmans, 2007
  • Bulletin van het Rijksmuseum, Goud voor Zilver – I.A. Uitenhage de Mist-Verspyck, 1986
  • Nieu Bossche Geusen lied-boeck, Het klaegh-liet van de matroosen van Piet Heyn – 1663
  • Wikipedia Nederlands, Slag in de baai van Matanzas

 

©Bert van Zantwijk

Overname van (delen van) dit artikel is uitsluitend toegestaan onder vermelding van de naam van de auteur en/of een link naar dit artikel.