Inwoners van IJsselstein worden al eeuwenlang aangeduid als Apenluiers. Hoe je dat schrijft weet niemand, want zowel Apeluiers, Apenluiers, Apeluiders als Apenluiders komt voor. Een website presenteert zich zelfs als ´Apenluiers.nl, de site van en voor Apeluiers´. Het zijn niet de enige verwijzingen naar een aap in IJsselstein. De naam komt terug in diverse ´streekspecialiteiten´, zoals bij Apenluiers Blond en Apenluiers Bruin, twee bieren die eigenlijk alleen door hun etiket een binding hebben met IJsselstein. Overigens heeft de IJsselsteinse molen De Windotter wel eeuwenlang graan gemalen voor de brouwerijen uit de omgeving. Ook Bakkerij Aelbers, sinds 1902 gevestigd in IJsselstein, verkoopt Apenluiders: een koek in de vorm van een klok, gemaakt van amandelspijs en stukjes appel.
Tijdens carnaval heette IJsselstein in het verleden Apestein, waarbij ´stein´ net als in de plaatsnaam verwees naar het vroegere kasteel in de stad. De carnavalsvereniging heette in die tijd De Apeluiers en Prins Apis en zijn gevolg werden in de optocht begeleid door De Apenkapel. Sinds kort is er een nieuwe carnavalsvereniging: CV Apelazerus. Na opheffing van carnavalsvereniging De Apeluiers is de organisatie voortgezet door de KOIJ, Karnavals Organisatie IJsselstein. IJsselstein heet nu tijdens het carnaval Apestad. De boerenkapel van Harmonie Amicitia in IJsselstein, die altijd prominent aanwezig is tijdens de carnavalsviering, heette in het verleden De Apenleuters en gaat nu door het leven als De Brulapen. Prins Apis en zijn adjudant zijn in 2002 vervangen door een Slotheer van Rijpickerwaerd en zijn knecht Kees. Boegbeeld van de optocht is sinds 1988 Kees de Aap, een enorme polyester aap met een luiklok. De Zilveren Aap, een kleine zilveren versie van Kees de Aap, is een onderscheiding die jaarlijks door de KOIJ wordt uitgereikt aan een persoon, instantie of organisatie die zich heeft ingezet voor de maatschappij en voor IJsselstein in het bijzonder. Bij OnsIJsselstein is Aap Stein het gezicht van een rubriek waarin aandacht wordt gegeven aan verhalen en initiatieven die betrekking hebben op IJsselstein. Aap Stein, vernoemd naar de vroegere carnavalsnaam Apestein, is het achter-achter-achter-achterneefje van Aap Kees. Boerderij Rijpickerwaard aan de Oude Utrechtseweg, gebouwd op de plek van het vroegere slot Repplikerwerth, heeft als bijnaam Het Apehuis.
Aan apen dus geen gebrek in IJsselstein, maar waar komt de spotnaam Apenluiers dan vandaan? In 1884 publiceerde de IJsselsteinse dichter J. van der Roest Gz. het boekje ´De Apenluiders, eene legende van de stad IJselstein´, waarvan tot aan het begin van de 20e eeuw nog meerdere drukken zouden verschijnen. In het boekje verhaalde Van der Roest in dichtvorm over een gebeurtenis waaraan de IJsselsteiners hun bijnaam te danken zouden hebben. Van der Roest is niet de bedenker van het verhaal, maar hem komt wel de eer toe het verhaal op rijm te hebben gezet en in het geheugen van de IJsselsteiners te hebben doen voortleven. In 1990 heeft de KOIJ het verhaal in stripvorm uitgegeven.
Het verhaal speelt zich af in de veertiende eeuw. Kees, een voormalige schildknaap, woont bij zijn Heer op Slot Repplikerwerth. Beiden zijn inmiddels bejaard en slijten hun laatste jaren als vrienden. Op Repplikerwerth verblijft ook een aapje, dat met zijn streken voor veel vermaak zorgt bij de Heer van Repplikerwerth. Het aapje krijgt van de Slotheer, als vriendschappelijk gebaar naar zijn vriend, de naam Keesje. Op een dag overlijdt het aapje. Er wordt een knecht naar de stad gezonden om de Schout en Schepenen (Burgemeester en Wethouders), die regelmatig te gast zijn op Repplikerwerth te informeren over de dood van het aapje. De knecht begeeft zich als eerste naar de Schout en meldt hem het overlijden van Keesje. De Schout begrijpt echter dat de oude schildknaap Kees is heen gegaan en geeft de bewoners opdracht om de kerkklokken te luiden ter boodschap van dit overlijden.
Kees hoort de doodsklokken luiden en besluit naar de stad te gaan om te horen wie er is overleden. De inwoners schrikken als zij Kees zien verschijnen en menen met een geest te maken te hebben. Als duidelijk is geworden dat niet schildknaap Kees maar het aapje met dezelfde naam is overleden, zijn de inwoners ziedend. Zij gaan naar de Schout om te vragen waarom hij hen voor gek heeft gezet door de doodsklokken te laten luiden voor een aap. De Schout zweert echter dat een knecht van de Heer van Repplikerwerth hem het overlijden van Kees heeft gemeld. De inwoners gaan daarna, samen met Kees en de Schout, op zoek naar de knecht. De knecht ziet de woedende menigte en besluit uit angst over het voorval te liegen. Hij zegt verbaasd te zijn om Kees te zien, omdat zijn Slotheer hem toch echt naar de stad heeft gestuurd om de dood van de schildknaap te melden.
Kees stapt stiekem uit de groep en spoedt zich naar Repplikerwerth. Daar aangekomen haalt hij de ophaalbrug omhoog en sluit de poorten. Daarna informeert hij zijn Heer over de gebeurtenissen en de naderende komst van de woedende menigte. De IJsselsteiners treffen als zij even later Repplikerwerth bereiken, een volledig afgesloten slot met op de toren de zwaar bewapende manschappen van de Slotheer. De Slotheer vraagt aan de Schout om hem de knecht te tonen, zodat die de beschuldigingen in zijn aangezicht kan herhalen. De knecht blijkt echter verdwenen te zijn. De Slotvoogd meldt vervolgens dat de vlucht van de knecht zijn onschuld aantoont. Hij stelt voor de vrede te herstellen en stelt brood en bier ter beschikking om dit te vieren. De Schout is gevoelig voor dit argument, maar de IJsselsteiners niet. Zij willen wraak.
En dus ontstaat een situatie waarin de IJsselsteiners meerdere dagen buiten het slot staan, in de hoop dat de voorraden van de Slotheer opraken waardoor hij gedwongen is om de poort te openen. Als dit niet gebeurt besluiten ze om de slotgracht te dempen in de hoop zo een toegang tot het slot te kunnen bewerkstelligen. Zij zien echter van het plan af als zij vanuit de toren met pijlen worden beschoten. Uiteindelijk wordt het besluit genomen om de Slotheer te vernederen, om hem dezelfde hoon te doen ervaren als zij zullen gaan krijgen. Er wordt een galg gebouwd waaraan een op de Slotheer gelijkende stropop wordt gehangen.
De Inwoners van IJsselstein dansen en schreeuwen rondom de galg, hun woede neemt af en de vermoeidheid neemt toe. Ook gaan zij zich realiseren dat er werk op hen wacht en een week na het voorval met de luiklokken besluiten de IJsselsteiners om naar huis terug te keren. Op het moment dat de aftocht wordt geblazen verschijnt Kees op de toren. Hij vraagt wat er verder gaat gebeuren. De Schout vertelt dat de IJsselsteiners vrede willen sluiten en vraagt de Slotheer om te komen praten over de voorwaarden. De Slotheer komt direct en vraagt voor welk bedrag hij de door de IJsselsteiners geleden schade kan vergoeden. De Schout noemt een bedrag en de Slotheer gaat hier direct mee akkoord.
En zo keren de IJsselsteiners weer naar huis. De vrede is getekend, maar er zijn alleen maar verliezers. De IJsselsteiners moeten voortaan door het leven als De Apenluiders. Slot Repplikerwerth bestaat niet meer, maar boerderij Rijpickerwaard die op deze plek is gebouwd staat nog altijd bekend als Het Apehuis. Hier is tegenwoordig Dierenuitvaartcentrum IJsselstein gevestigd. De plek waar de IJsselsteiners hun galg hadden gebouwd heet nog altijd Het Galgenveld.
Van der Roest noemt De Apenluiders ´eene legende van de stad IJselstein´ (toen nog met één S). Dat is feitelijk onjuist. Een legende is een volksverhaal over een heilige of een heilig voorwerp. De Apenluiders is een naamsverklarende stadssage, een lokaal bekend volksverhaal dat door veel mensen ten onrechte wordt ervaren als ´waar gebeurd´. Eigenlijk is het dus gewoon, en in dit geval is dat nog een zeer passende naam ook, een broodjeaapverhaal.
Bijnamen van dorps- stads- of streekbewoners zijn doorgaans spotnamen die hen zijn gegeven door bewoners van omliggende plaatsen. Die spotnamen gaan vaak eeuwen terug. De oorzaak van die spotnamen moet gezocht worden in de beslotenheid van de gemeenschappen en de onderlinge rivaliteit, zeker als het gaat om het binnen de eigen gemeenschap houden van huwbare jongens en meisjes. De namen zijn een uitvergroting, zeg maar een karikatuur, van een vermeende karaktereigenschap van de leden van een gemeenschap. Pas veel later, toen men de betekenis van veel spotnamen niet meer begreep, zijn er naamsverklarende sagen bij de namen verzonnen. Het niet meer begrijpen van de betekenis heeft er ook voor gezorgd dat veel spotnamen nu als geuzennaam worden gebruikt door de inwoners zelf.
Apeluier of apeluider is een verhaspeling van abeluiner, plat Utrechts voor een chagrijnig persoon. Het woord is afgeleid van aveluinig, een inmiddels verouderd woord met de betekenis knorrig, gemelijk. Het woord is opgebouwd uit ´ave´ dat net als in averechts de betekenis ´tegengesteld aan´ heeft en luin (luim) dat ´humeur´ betekent. De vorm haveluinig kwam in het verleden ook voor in de betekenis haveloos.
Wist u overigens dat de IJsselsteiners nog een spotnaam hebben? Zij worden ook Muggenspuiters genoemd en ook bij deze spotnaam hoort een naamsverklarende stadssage. Volgens het verhaal zagen de IJsselsteiners op een dag zwarte rookwolken uit de kerktoren komen. De brandweer werd gealarmeerd en heel de stad liep uit om de brand te aanschouwen. Terwijl de brandweer druk doende was om de brand te blussen, verscheen er opeens een man bovenin de toren die wild met zijn armen zwaaide. Iedereen hield de adem in, want de man leek door het vuur gevangen te zijn in de toren. Maar toen riep de man: “Stop! Er is geen vuur. Het zijn muggen die rond de toren zwermen!” Het was even stil, maar daarna begon iedereen te grinniken. Tussen de toeschouwers bevonden zich echter ook mensen uit omliggende gemeenten, die het verhaal doorvertelden. Sindsdien worden de IJsselsteiners smalend muggenspuiters genoemd.
Het is een bekend volksverhaal dat ook over diverse andere steden wordt verteld. Ook in België komt hetzelfde muggenverhaal regelmatig voor. Varianten op het verhaal zijn internationaal bekend.
Mug was in het verleden een gangbare spottende aanduiding voor een nietig persoon of een nietig iets. We vinden dit nog terug in de gezegden ´van een mug een olifant maken´ en ´met een kanon op een mug schieten´. Ook in de term muggenziften komt deze betekenis terug. Dat woord is afkomstig uit de bijbel. Het doorslikken van een mug werd bezwaarlijk geacht door strenggelovige Joden, omdat dan de wet overtreden werd dat men geen bloed mocht eten. Dranken werden daarom gezeefd voordat zij werden gedronken. In Matteüs 23:24 foetert Jezus tegen de Farizeeën en schriftgeleerden: ´Gij blinde wegwijzers, die de mug uitzift, maar de kameel doorzwelgt´. Hij bedoelde hiermee dat men zich druk maakte om kleinigheden, maar de ogen sloot voor de zaken die werkelijk van belang waren. Als tegenstelling van muggenzifter kende men tot in de 19e eeuw ook het woord kamelenslokker. Muggenspuiter heeft zonder enige twijfel een soortgelijke betekenis. Ik veronderstel dat muggenspuiter in het moderne Nederlands eigenlijk geschreven zou moeten worden als muggenspuier. Spuien heeft de betekenis ´opgekropt ongenoegen uiten´. Een muggenspui(t)er is dus een kleinzielig persoon, iemand die zich druk maakt over zaken die eigenlijk niet van belang zijn.
©Bert van Zantwijk
Overname van (delen van) dit artikel is uitsluitend toegestaan onder vermelding van de naam van de auteur en/of een link naar dit artikel.