De kans is groot dat u nog nooit van Tynaarlo heeft gehoord. Zuidlaren kunt u misschien niet direct op de kaart aanwijzen, maar die naam kent u wel. Toch is het voormalige dorp Zuidlaren al sinds 1998 onderdeel van de gemeente Tynaarlo.  Bij veel strandtenten in Scheveningen kunt u mosselen eten. Die komen gewoon uit Zeeland, maar ja, de klanten vragen er nu eenmaal om in Scheveningen.

De bekendheid van Zuidlaren komt uiteraard door het liedje Berend Botje ging uit varen en de link tussen Scheveningen en mosselen komt door het lied Zeg ken jij de Mosselman.  Genoemd worden in een kinderliedje is dus goed voor de naamsbekendheid en voor het beeld dat men bij die gemeente heeft. Het is daarom begrijpelijk dat het liedje ´In Den Haag daar woont een graaf´ gekoesterd wordt in Den Haag. In 1976 maakte de Haagse kunstenaar Ivo Coljé een standbeeld van ´Jantje´, dat in 1978 op de Lange Vijverberg in Den Haag werd geplaatst. In 2014 kreeg het beeld zelfs een nog prominentere plek langs de Hofvijver. Ook werd in 1998 ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van Den Haag een serie van vijf munten uitgegeven. Op de voorzijde staat steeds een deel van het versje, op de achterzijde de ooievaar die al sinds de 16e eeuw voorkomt in het wapen van Den Haag.

Het lied, zoals dat nu bekend is, gaat als volgt:

 

In Den Haag daar woont een graaf,

En zijn zoon heet Jantje.

Als je vraagt: waar woont je pa?

Dan wijst hij met zijn handje.

Met zijn vingertje en zijn duim,

Op zijn hoed draagt hij een pluim,

Aan zijn arm een mandje,

Dag mijn lieve Jantje.

 

De oudste bron van het lied is de handschriftencollectie van het Bureau van het Nederlandse Volkseigen, die in het bezit is van Het Meertens Instituut en dateert uit ongeveer 1850. De oudste schriftelijke vermeldingen van dit lied in een liedboek vinden we in Kinderdeuntjes en wiegeliedjes van J.J.A. Goeverneur (plm 1870) en Baker- en Kinderrijmen van J. van Vloten (1871). Beide liedverzamelaars vermelden een identieke tekst:

 

In Den Haag, daar woont een graaf

En zijn zoon heet Jantje;

Als je vraagt: waar woont je pa?

Dan wijst hij met zijn handje,

Eerst met zijn vinger en dan met zijn duim;

Hij heeft een jagersmutsje op

Met een huzaren-pluim.

 

De melodie is afkomstig van No 4 Harlinger Manna uit de eerste helft van de 18e eeuw en wordt gebruikt voor een groot aantal liedjes. Een bekend liedje dat op dezelfde melodie wordt gezongen is Tussen Keulen en Parijs.

 

in den haag daar woont een graaf

 

Het is onduidelijk of het lied verwijst naar een historische persoon. Als dat zo is, komen er twee personen in aanmerking: Graaf Albrecht van Beieren met zijn zoon Jan Zonder Genade of Graaf Floris V met zijn zoon Graaf Jan 1. Beide Graven hebben in Den Haag gewoond en bij beide zoons is het aannemelijk dat de verkleinvorm Jantje wordt gebruikt.

Albrecht van Beieren (1336-1404) was de derde zoon uit het tweede huwelijk van Keizer Lodewijk de Beier, die door het huwelijk met zijn tweede vrouw Margaretha tevens het Graafschap Holland onder zijn gezag kreeg. Albrecht was Hertog van Beieren, maar bestuurde vanaf 1358 tevens Holland en Zeeland als voogd voor zijn geesteszieke broer en werd, na de dood van zijn broer in 1389, op eigen titel Graaf van Holland. Hoewel hij een groot slot bezat in Beieren, verbleef hij vanaf 1358 in Den Haag. Albrecht heeft een grote rol gespeeld in de ontwikkeling van Den Haag. Hij gaf veel privileges aan de inwoners van Den Haag, zoals vrijstelling van tolheffing in al zijn landen en belastingvoordeel voor iedereen die zich in Den Haag vestigde. Hierdoor steeg het aantal inwoners aanzienlijk en verkreeg Den Haag meer welvaart. Zijn jongste zoon heette Jan en werd geboren in Den Haag. Jan van Beieren was in eerste instantie Hertog van Beieren, maar door zijn huwelijk verkreeg hij tevens de titel Hertog van Luxemburg. Nadat zijn broer Graaf Willem was overleden, erfde diens dochter Jacoba van Beieren de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen. Jan slaagde er echter in om steun te vinden bij de ridderschap en de steden, waarna de graafschappen aan hem werden toegewezen.

Floris V (1254-1296), Graaf van Holland en Zeeland en Heer van (West-)Friesland, was populair onder het gewone volk. Zijn bijnaam ‘der keerlen god’ kan worden vertaald als ‘god van de boeren’ en had hij te danken aan het door hem opgestelde landrecht, met onder meer belastingvoordelen voor de bewoners van de door hem bestuurde gebieden. Het Binnenhof in Den Haag, vermoedelijk als donjon (verdedigingstoren) aangekocht door zijn grootvader en door zijn vader verbouwd tot een kasteelcomplex, werd door hem voltooid en tot residentie gemaakt. Floris had grote ambities en streefde voortdurend naar het vergroten van zijn macht. Hij stond op goede voet met Edward l, koning van Engeland, en om hun bondgenootschap te bezegelen werd zijn dochter Margaretha aan de Engelse kroonprins Alfonso uitgehuwelijkt. Alfonso overleed echter al toen hij tien jaar oud was. Floris was ondertussen vader geworden van zoon Jan en regelde dat deze vanaf zijn zevende jaar aan het Engelse hof opgevoed zou worden en vervolgens zou trouwen met de Engelse prinses Elisabeth. In 1296 werd Floris V vermoord. In januari 1297 trouwde de twaalfjarige Jan met de twee jaar oudere Elisabeth en keerde terug naar Holland, samen met twee door de Engelse koning aangewezen raadgevers. Een machtsstrijd tussen beide raadgevers dwong Jan echter om in april 1297 het bestuur van het Graafschap Holland tot aan zijn 15e verjaardag over te dragen aan raadsheer Wolfert van Borselen. Na een conflict met het stadsbestuur van Dordrecht werd Van Borselen in 1299 in Delft vermoord. Graaf Jan vroeg vervolgens zijn neef Jan van Avesnes om naar Holland te komen als zijn raadgever. Twee weken nadat Graaf Jan het bestuur voor een periode van vier jaar had overgedragen aan zijn neef, kwam hij plotseling te overlijden. Graaf Jan werd slechts  15 jaar oud.

 

in den haag daar woont een graaf2

 

Albrecht van Beieren was als plaatsvervanger van zijn broer geliefd bij de inwoners van Den Haag. Jan was zijn jongste zoon die bovendien zijn jeugd doorbracht in Den Haag. Dat maakt een versje over Jantje, zoon van de graaf aannemelijk, ware het niet dat Jan later als graaf terugkeerde en daarbij zeker niet de populariteit bezat van zijn vader. Het vers kan daarom uitsluitend over deze Jan gaan, als het is ontstaan voor de terugkeer van Jan als Graaf van Holland. Uit de huzarenmuts met pluim blijkt echter dat het versje ontstaan moet zijn na 1829 en daarom kunnen we vaststellen dat het vers zeker niet over Albrecht en zijn zoon Jan gaat.

Floris V was vooral bij het gewone volk geliefd. Zijn zoon Jan bracht de eerste zes jaren van zijn leven door in Den Haag en was nog steeds een jongen toen hij terugkeerde. Het feit dat hij slechts 15 jaar is geworden, maakt het aannemelijk dat hij wordt aangeduid als Jantje. Dit is een veel aannemelijker bron voor het lied dan Graaf Albrecht, vooral omdat met de dood van Jan ook het Hollandse Huis uitstierf.

Ik veronderstel dat in het lied wordt verwezen naar Floris V en zijn zoon Jan, maar omdat het lied pas is geschreven in de eerste helft van de 19e eeuw, vermoed ik tevens dat het vooral is geschreven als geheugensteuntje voor scholieren dat Den Haag en ’s Gravenhage verschillende namen zijn voor dezelfde plaats. Het stadsbestuur en de posterijen gebruikten namelijk de naam ’s Gravenhage, terwijl in de volksmond vooral de naam Den Haag werd gebruikt.

 

 

©Bert van Zantwijk

Overname van (delen van) dit artikel is uitsluitend toegestaan onder vermelding van de naam van de auteur en/of een link naar dit artikel.