Vroeger zongen straatzangers op straten en pleinen en tijdens markten, jaarmarkten en kermissen. In België werden zij marktzangers genoemd. Zij stonden doorgaans op een verhoging met naast zich een roldoek waarop de inhoud van een lied werd afgebeeld. Familieleden gingen met de pet rond en/of verkochten liedblaadjes waarop de tekst van een lied vermeld stond. De straatzangers zorgden niet alleen voor vermaak, maar dienden ook als verspreiders van het laatste nieuws.

marktzanger

Het lied Johanna is een parodie op de moordliederen die straatzangers destijds vaak ten gehore brachten. Hierin verhaalden zij over dodelijke gebeurtenissen die hadden plaatsgevonden, waarbij zij de smeuïge details niet schuwden of zelfs aandikten.  Het lied werd voor het eerst gepubliceerd in 1940 in de bundel ´Liedjes en De noodlottige geschiedenis van Johanna en de booze schoenlapper´ van Alex de Haas en W.L. Brusse. Alex de Haas, de artiestennaam van Alexander Nederveen (1896 – 1973), was dichter, zanger, cabaretier en kleinkunsthistoricus. Het lied werd in 1952 op bladmuziek uitgegeven door Basart Records International BRI, een label van de Strengholt Music Group. In 1967 zong Alex de Haas het lied op een elpee met hoogtepunten uit zijn carrière. Daarna stapte hij uit het vak en ging zich toeleggen op het verzamelen van voorwerpen uit de kleinkunstgeschiedenis.

Johanna

Het lied kreeg in 1975 bekendheid door Rijk de Gooyer. Hij noemde het lied ´Johanna´ en wijzigde de subtitel in ´De noodlottige geschiedenis van een maagd en een boze schoenlapper´, waarbij maagd werd gebruikt in de betekenis dienstmeisje. In België werd het lied in 1998 bekend door de versie van De Veske Voljeir op hun elpee ´Vogelvlucht´. Rijk de Gooyer bracht het lied als een echte marktzanger. Na elk couplet diende het publiek het refrein te zingen. Daarna riep Rijk: ´Roept u maar!´, gevolgd door iemand die ´Den Uyl!´ riep en daarna iemand die een woord riep uit het volgende couplet, waarop Rijk dat couplet inzette. Joop den Uyl was de toenmalige minister-president. Wat vooral opvalt bij het lied is de kreupelrijm en daardoor wordt ook direct duidelijk dat sprake is van een parodie. Jenever rijmt in het lied bijvoorbeeld op ´van heinde en van ver´, zodat het moet worden uitgesproken als ´jenevèr´ om te rijmen. De klemtoon moet soms op een andere lettergreep worden gelegd om een zin te laten lopen en het lidwoord een wordt bewust uitgesproken als het telwoord één.

halve dagen

Johanna één meisje van zeventien jaren, dat was er zo´n aardig ding.
Maar zij had op ´t hele gebied van de liefde, totaal geen ervaring.
Zij was één aardig meisje, bedrijvig als één hen.
Zij diende bij één gegoede familie, als meisje voor halve dagèn.
Johanna, Johanna, als meisje voor halve dagèn.
Johanna, Johanna, als meisje voor halve dagèn.

Toen is in haar leven de liefde gekomen, van heinde en van ver.
Het was één arreme schoenlappersjongen, die stonk naar jenevèr.
Hij had zijn laatste centen, aan borrels neergeteld.
En eiste toen om de rest te betalen, van ´t meisje al haar spaargeld.
Johanna, Johanna, van ´t meisje al haar spaargeld.
Johanna, Johanna, van ´t meisje al haar spaargeld. 

Toen zij hem dat niet wilde geven, dreigd´ hij haar met één els.
En stal uit de kast der gegoede familie, zes zilveren eetlepèls.
Maar toen de misdaad uitkwam, verdacht men ´t arreme wicht.
Met schande beladen werd zij toen ontslagen, toch was zij onschuldig.
Johanna, Johanna, toch was zij onschuldig.
Johanna, Johanna, toch was zij onschuldig. 

Zij kon de schande niet langer verdragen, en zette één mes in haar vel.
En sneed zich compleet in twee halleve delen, het bloed spoot ten hemèl.
Daar lagen nu twee delen, tezamen slechts één lijk.
De vrijer die naar het lichaam kwam kijken, die bibberde vreselijk.
Johanna, Johanna, die bibberde vreselijk.
Johanna, Johanna, die bibberde vreselijk.

Hij kon z´n  misdaad niet langer verhelen, men sloot hem op in één hok.
En daar de galleg toevallig bezet was, stierf hij op het hakblok.
Weet U wat de moraal is, van dit zo schone vers:
Ga braaf en deugdzaam steeds door het leven, maar hoedt U voor schoenlappèrs.
Johanna, Johanna, maar hoedt U voor schoenlappèrs.
Johanna, Johanna, maar hoedt U voor schoenlappèrs. 

Musenklange aus Deutschlands Leierkasten

Hoewel Alex de Haas algemeen wordt vermeld als de schrijver van zowel de tekst als de muziek, is de tekst een vrije vertaling van het Duitse lied ´Sabine war ein Frauenzimmer´ en heeft hij aan de melodie slechts een refrein toegevoegd. Het lied werd voor het eerst gepubliceerd in 1849 in het liedboek ´Musenklänge aus Deutschlands Leierkasten´. Ook hier was al sprake van een parodie op de marktliederen, wat onder meer blijkt uit de inleiding waarin gemeld wordt dat een gebeurtenis wordt beschreven die een jaar eerder op 30 februari heeft plaatsgevonden. Net als in de vertaling van De Haas is sprake van kreupelrijm, waarbij woorden anders moeten worden uitgesproken om te rijmen. In 1936, vier jaar voor de publicatie van Alex de Haas, verscheen een herdruk van het Duitse liedboek.

musenklange 1936

In de oorspronkelijk tekst uit 1849 vraagt de schoenlapper, die uit de vlakbij Potsdam gelegen kleine stad Treuenbrietzen komt, geld aan Sabine omdat hij in nood verkeert. Sabine geeft hem wat zij heeft. De schoenlapper geeft het geld uit aan drank en vraagt nogmaals aan Sabine om hem te helpen. Zij steelt twee zilveren lepels van haar werkgever en geeft die aan de schoenlapper. Twee dagen later wordt de diefstal ontdekt en wordt Sabine ontslagen. Omdat zij niets meer heeft wil ook de schoenlapper geen contact meer met haar. Als Sabine hem confronteert met zijn gedrag, snijdt hij haar keel door. De schoenlapper wordt gearresteerd en eindigt aan de galg. In latere versies is het de schoenlapper die de lepels steelt en de dienstmeid, die inmiddels Sabinchen heet, krijgt de schuld en wordt ontslagen. De schoenlapper eindigt meestal aan de galg, maar krijgt in sommige andere versies een levenslange gevangenisstraf.

Sabinchen

De oorspronkelijke versie uit 1849:

Högst schauderhafte Begebenheit,
welche vorigtes Jahr am dreiβigsten Februar ist begangen worden.
Nebst Beschreibung von der Verlaufung der ganzen Sach.

Ihr Leute merkt und nehmt zu Herzen
Die traurige Geschicht;
Der Diebstahl, der bringt groβe Schmerzen,
Und nie kein Segen nicht.

Sabine war ein Frauenzimmer,
Sie war auch tugendhaft.
Deβhalben war zufrieden immer,
Mit ihr auch die Herrschaft. 

Da kam einstmals von Treuenbrietzen
Ein junger Mensch daher.
Und sprach: Ich möchte sie besitzen
Es war ein Schuhmacher.

Sie hat sich nicht sehr lang bedenket
Und sprach: es mag so sein!
Sie hat zu leicht Vertrau´n geschenket
Des Schusters falschem Schein.

Er kommt allnächtlich zu Sabinen
Und seufzt: Ich steck´in Noth;
Gerührt von seinen bittern Wienen
Gibt sie ihm, was sie hat.

Da thut er es sogleich verschwenden
In Schnaps und auch in Bier;
Und thut sich nochmals an sie wenden,
Will wieder Geld von ihr.

Sie kann nicht mehr kein Geld sich leihen;
Drum geht sie auf der Stell
Und muβ der Herrschaft veruntreuen
Zwei silberne Löffel.

Als aber sind zwei Tag vergangen,
Da kommt der Diebstahl raus;
Der Herrschaft jug mit Schimpf und Schanden
Sabinen aus dem Haus.

Sie klagt´s in ihren Gewissensbissen,
Ihr ist das Herz so schwer;
Doch will jetzt nichts mehr von ihr wissen
Der Treuenbrietzenehr.

Sie seufzt: Du böser Pflichtvergessner,
Du rabenschwarze Seel!
Da nimmt er schnell ein Transchirmesser
Und schneidt ihr ab die Kehl.

Das Herzblut thut sogleich rausspritzen
Sie sinket um und um.
Der falsche Schuster von Treuenbrietzen
Der steht um sie herum.

Sie thut auch gleich die Glieder strecken,
Nebst einem Todesschrei;
Der bösen Wicht thun jetzt einstecken
Zwei Mann von der Polzei.

In Ketten und in Eisenbanden,
Bei Wasser und bei Brot,
Hat er reumüthig eingestanden
Die schwarze Frevelthat.

Am Galgen wurd´ der Treuenbrietzner
Gehängt durch einen Strick;
Dazu hat ihn gebracht die Untreu
Und auch die falsche Tück.

Drum soll man keine Kehl abschneiden,
Es thut kein Gut ja nicht.
Der Krug, der geht so lang zu Wasser,
Bis ihm sein Henkel bricht.

Sabine_war_ein_Frauenzimmer_(1849)_04

In 1931 werd het lied gezongen door de in Duitsland zeer bekende volkszangeres Claire Waldoff. Zoals bij de meeste steden die genoemd worden in een lied, maakt ook Treuenbrietzen graag gebruik van de naamsbekendheid die het lied de stad oplevert. De stad identificeert zich echter liever met Sabinchen dan met de schoenlapper die volgens het lied uit de stad komt. In het centrum staat een beeld van Sabinchen, de stadsgidsen heten Sabinchen en meerdere bedrijven in de stad dragen ook die naam.

©Bert van Zantwijk

Overname van (delen van) dit artikel is uitsluitend toegestaan onder vermelding van de naam van de auteur en/of een link naar dit artikel.