Het aantal daklozen in Nederland neemt snel toe, maar niemand weet hoeveel daklozen er precies zijn omdat complete en betrouwbare cijfers ontbreken. Bij de gemeente Utrecht zijn iets minder dan drieduizend rechthebbende daklozen in beeld. Die cijfers hebben alleen betrekking op mensen tussen de 18 en 65 jaar die bekend zijn bij de opvang. Kom je niet uit de regio of ben je in de ogen van de gemeente zelfredzaam, dan heb je geen recht op een opvangplek, al wordt soms een uitzondering gemaakt voor mensen van buiten de regio die zeer kwetsbaar zijn. De drieduizend bij de gemeente Utrecht bekende daklozen zijn slechts het topje van de ijsberg. Het werkelijke aantal daklozen in de stad Utrecht is veel hoger.

Een dakloze die geen zware psychische problemen, verslavingen of andere ernstige gezondheidsklachten heeft en over voldoende financiële middelen beschikt om een huis te huren, wordt door de gemeente zelfredzaam geacht. Dat er geen huizen beschikbaar zijn zegt volgens de gemeente uitsluitend iets over het tekort aan betaalbare woningen, maar niet over de zelfredzaamheid van de persoon en dus komt die dakloze niet in aanmerking voor opvang. Het maakt het begrip ‘zelfredzame dakloze’ tot een contradictio in terminis, want als je geen huis meer hebt, kan je dan überhaupt nog wel zelfredzaam zijn?
Ook een dakloze die nog beschikt over een netwerk van familie en/of vrienden wordt zelfredzaam geacht en komt niet in aanmerking voor opvang. De gemeente verwacht dat burgers proberen hun problemen zo veel mogelijk binnen het eigen netwerk op te lossen, zodat de beschikbare opvangplekken gebruikt kunnen worden voor de daklozen die dit het hardst nodig hebben. Bankhoppen binnen het netwerk is echter een flinke inbreuk op de privacy van de mensen uit dit netwerk en het duurt doorgaans niet lang voordat het netwerk waar de dakloze op terugvalt uitgeput raakt, en zich tegen hem keert. De dakloze komt dan na enkele maanden alsnog bij een opvang terecht, maar is nu niet alleen zijn huis kwijt maar in veel gevallen ook zijn vriendenkring.

De drieduizend rechthebbende daklozen die bij de gemeente Utrecht in beeld zijn, omvatten alleen mensen tussen de 18 en 65 jaar. Bekend is echter dat dertig tot veertig procent van alle daklozen jonger is dan 27 jaar en tien tot twintig procent van alle daklozen is nog minderjarig. De belangrijkste reden dat jongvolwassenen dakloos raken ligt bij het tekortschietende jeugdzorgbeleid, waarbij jongeren bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar op straat belanden. Volgens cijfers van Stichting Het Vergeten Kind in Utrecht heeft 78% van de dakloze jongvolwassenen een achtergrond in jeugdzorg met verblijf. Meer dan de helft van hen moet noodgedwongen een slaapplek vinden bij vrienden en 34% is gedwongen om op straat te leven.
Tien tot twintig procent van alle daklozen is jonger dan 18 jaar. De meesten delen hun dakloosheid met een ouder, bijvoorbeeld na een scheiding of een uithuiszetting, maar er zijn ook minderjarige daklozen die er alleen voor staan. Een deel van de dakloze minderjarigen is door hun ouders op straat gezet wegens gedragsproblemen van het kind, psychische of financiële problemen van de ouders of omdat de genderidentiteit of seksuele voorkeur van het kind niet wordt geaccepteerd. Andere minderjarigen zijn weggelopen van huis. De meest voorkomende redenen daarvoor zijn verwaarlozing, mishandeling, incest of omdat het niet klikt met de nieuwe partner van een ouder. Er zijn ook daklozen boven 65 jaar, maar die groep is relatief klein. De belangrijkste reden daarvoor is het feit dat daklozen doorgaans niet oud worden.

De stad Utrecht heeft een regiofunctie als het gaat om opvang van daklozen. Zij vangen niet alleen daklozen uit de stad op, maar ook daklozen uit omliggende gemeenten. Om te voorkomen dat opvangplekken zo vol raken dat mensen uit de eigen regio uiteindelijk op straat moeten slapen hanteert Utrecht, net als andere grote steden, regiobinding als voorwaarde voor opvang. Hulpverleners begeleiden daklozen van buiten de regio naar opvang in de gemeente waar ze vandaan komen. De gemeente betaalt bijvoorbeeld ook een treinkaartje voor die persoon als hij naar zijn eigen gemeente teruggaat. Daarbij wordt echter voorbijgegaan aan het feit dat die mensen vaak een heel goede reden hebben om hun eigen regio te ontvluchten. Denk daarbij bijvoorbeeld aan vrouwen die in hun omgeving te maken hebben gehad met gedwongen prostitutie, niet-westerse vrouwen die slachtoffer dreigen te worden van eerwraak, slachtoffers van huiselijk geweld of mensen met schulden bij personen met contacten in het criminele circuit.
Daklozen worden dus meestal geweigerd bij een opvang in een andere regio, maar durven ook niet terug te gaan naar hun eigen regio. Zij slapen daarom noodgedwongen op straat of, in het beste geval, in een auto. De regiobinding als voorwaarde voor opvang is echter in strijd met de wet (zie: https://wetten.overheid.nl/BWBR0035362/2024-07-01). In artikel 1.2.1c van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning staat sinds 2015: ‘Een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit opvang, te verstrekken door het college van de gemeente tot welke hij zich wendt, indien hij de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat is zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving.‘

Er zijn regiogebonden daklozen, die recht hebben op opvang in Utrecht, maar toch onderduiken en proberen om buiten beeld te blijven. Zij slapen vaak in een portiek, een parkeergarage, een auto of in een tentje in het bos. Anderen zijn iets creatiever en installeren zich bijvoorbeeld in een boedelbak, nadat het tankstation dat deze verhuurt is gesloten. Er zijn diverse redenen waarom deze mensen geen gebruik maken van de opvang. Soms hebben ze zelf een situatie gecreëerd waardoor ze niet naar de opvang kunnen. Ze hebben vijanden gemaakt onder andere daklozen, waardoor het voor hen niet veilig is in een opvang, ze worden gezocht door de politie, zodat ze zich niet bij een opvang willen registreren of ze hebben zich misdragen bij de opvanglocaties, waardoor ze overal geschorst zijn. Er zijn ook daklozen die niet in een opvang willen slapen, omdat ze zich niet willen houden aan de regels die daar gelden. Dat gaat dan meestal over gedragsregels, binnenkomsttijden of om het feit dat alcohol en drugs in de opvang verboden zijn.
Sommige daklozen hebben een hond. Huisdieren zijn belangrijk voor een dakloze, want ze tonen affectie, vormen gezelschap en bieden warmte. De hond is vaak hun laatste bezit en bedelen met hond brengt doorgaans meer op dan zonder. Er zijn echter maar een paar opvangplekken in Utrecht waar een hond is toegestaan. Zij slapen liever buiten met hun hond, dan dat zij hun hond in een asiel moeten onderbrengen om zelf gebruik te kunnen maken van de opvang. En dan zijn er nog de schrijnende gevallen: daklozen met een psychiatrische aandoening. Zij vertrouwen vaak niemand en durven niet, samen met anderen, in een opvang te overnachten. Sommigen wantrouwen ook de overheid. Zij menen dat ze bespioneerd worden door de regering en zien de opvang als een verlengstuk daarvan. Hun wanen zijn voor hen realiteit. Zij zien zichzelf als een weldenkend mens en als slachtoffer van het systeem. Zij zullen zich nooit vrijwillig laten opnemen bij een GGZ-instelling, die eveneens deel zou kunnen uitmaken van het complot dat tegen hen is gesmeed door de regering. Zij komen echter pas in aanmerking voor een gedwongen opname, zodra zij een gevaar gaan vormen voor zichzelf of voor de omgeving.

Daklozen die nauwelijks in de tellingen van de gemeente voorkomen zijn EU-arbeidsmigranten. Zij zijn vaak afkomstig uit Polen maar er zijn ook arbeidsmigranten uit andere Centraal- of Oost-Europese landen en uit Baltische staten. Zij zijn op basis van mooie praatjes geronseld door internationale uitzendbureaus voor eenvoudig, maar fysiek zwaar werk, waar in Nederland moeilijk mensen voor te vinden zijn zoals seizoenswerk in de landbouw of in kassen, werk in de bouw of werk in slachthuizen. Via een inleenbedrijf kunnen ze aan de slag bij een werkgever in Nederland, waarbij ze ook onderdak krijgen. Het maakt hen zeer kwetsbaar want als ze hun baan kwijtraken, en zij worden door werkgevers op straat gezet zodra er geen werk meer voor hen is, zijn ze ook direct dakloos en onverzekerd.
Het geeft malafide uitzendbureaus en werkgevers bijna onbeperkte macht, waardoor uitbuiting van EU-arbeidsmigranten een economisch verdienmodel is geworden. De arbeidsmigranten komen meestal in dienst bij een in hun thuisland gevestigd uitzendbureau, waardoor het in Nederland geldende minimumloon omzeild kan worden. Arboregels worden regelmatig door werkgevers genegeerd en de arbeidsmigranten maken vaak lange werkdagen, zonder dat de overuren betaald worden. Malafide werkgevers brengen bovendien hoge bedragen in mindering op het salaris voor het verstrekte onderdak, terwijl de arbeidsmigranten opeengepakt met te veel collega’s in een erbarmelijk en te klein onderkomen verblijven.

EU-arbeidsmigranten die hun baan verliezen en dus dakloos worden, worden niet toegelaten tot de daklozenopvang, tenzij zij een duurzaam verblijfsrecht hebben. Daarvoor moeten zij kunnen bewijzen dat ze vijf jaar of langer aaneengesloten in Nederland hebben gewoond en gewerkt. Dat is in strijd met de Nederlandse wet, want elke EU-migrant die rechtmatig in Nederland verblijft heeft gewoon recht op opvang (zie: https://verblijfblog.nl/eu-burgers-en-het-recht-op-toegang-tot-daklozenopvang/). Het is bovendien een eis die voor vrijwel elke EU-migrant onmogelijk is aan te tonen, omdat zij in dienst waren van een in het buitenland gevestigd uitzendbureau en van de werkgever onderdak kregen op een locatie waar zij zich niet konden inschrijven. Een uitzondering, waarin kortdurende opvang wordt geboden, wordt soms gemaakt voor EU-migranten die actief meewerken aan teruggeleiding naar hun land van herkomst. Dit wordt verzorgd door Stichting Barka, die ook een vestiging heeft in Utrecht.
Andere EU-arbeidsmigranten krijgen slechts toegang tot een opvang als de gevoelstemperatuur onder nul graden komt, omdat buiten slapen dan tot levensbedreigende situaties kan leiden. De gemeente roept in dat geval een koudweerregeling af. Veldwerkers gaan dan op zoek naar buitenslapers en leiden hen naar een koudweerlocatie waar zij de nacht kunnen doorbrengen. Maar liefst zestig procent van de buitenslapers die door veldwerkers worden aangetroffen zijn dakloze EU-migranten. Volgens een ruwe schatting, want geen enkele instantie houdt hier formeel cijfers van bij, zijn er in 2023 in Nederland zo’n 15 dakloze EU-arbeidsmigranten op straat overleden. Gelukkig neemt het aantal nieuwe EU-migranten af, omdat door economische groei en gestegen lonen in Polen het financiële voordeel van werken in Nederland is afgenomen.

Een andere grote groep die nauwelijks in beeld is, maar net zo kwetsbaar is als de EU-migranten, wordt gevormd door mensen zonder verblijfstitel, die illegaal in Nederland verblijven en dak- of thuisloos zijn. Volgens een schatting van Villa Vrede, een inloophuis voor ongedocumenteerden, verblijven er alleen al in de stad Utrecht zo’n vijfduizend mensen zonder verblijfstitel. Die zijn uiteraard niet allemaal dakloos, maar dat het om een aanzienlijk aantal zal gaan is evident. Als een asielaanvraag wordt afgewezen, dient de aanvrager immers ook het asielzoekerscentrum te verlaten. Daarna is er nog slechts een beperkt aantal mogelijkheden voor opvang beschikbaar voor de afgewezen asielzoeker. Alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s) en kindgezinnen, kinderen die zijn meegereisd met een oudere minderjarige broer of zus, laat ik daarbij buiten beschouwing, omdat voor hen een ander traject wordt ingezet.
Als er zicht is op terugkeer naar het land van herkomst binnen twaalf weken, kan de afgewezen vreemdeling worden overgeplaatst naar een VBL, een vrijheidsbeperkende locatie. Dat geldt ook als een verblijfsvergunning is ingetrokken of als de asielaanvraag op basis van het Dublinverdrag niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de asielaanvraag in een ander EU-land ingediend had moeten worden. Zij verblijven in de VBL op grond van een vrijheidsbeperkende maatregel. Ze mogen de locatie verlaten, maar zijn verplicht binnen de grenzen van de gemeente te blijven. Er worden concrete afspraken gemaakt over de acties die de vreemdeling gedurende die twaalf weken moet ondernemen om hun vertrek te organiseren. Het verblijf in de VBL kan worden verlengd als terugkeer naar het land van herkomst na twaalf weken nog niet is gerealiseerd, maar er wel aanwijzingen zijn dat dit op korte termijn alsnog kan gebeuren. Als er na twaalf weken nog geen uitzicht is op uitstroom, worden de vreemdelingen zo mogelijk overgeplaatst naar een andere locatie.

Het verlenen van onderdak aan gezinnen met minderjarige kinderen mag wettelijk niet worden beëindigd. Gezinnen hebben echter geen keuzevrijheid bij de plek waar zij onderdak krijgen aangeboden. Zij gaan naar een gezinslocatie ergens in Nederland. Dit is, net als een VBL, een vrijheidsbeperkende locatie met een sober voorzieningenniveau, waar zelfstandige terugkeer het uitgangspunt blijft. Het verblijf in de GL wordt pas beëindigd als er sprake is van vertrek uit Nederland, als er alsnog een verblijfsvergunning wordt verkregen, als het jongste kind van het gezin de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of als het gezin wordt overgeplaatst naar de GGV, een gesloten gezinsvoorziening in het Justitieel Complex Zeist. Dat laatste is het geval als alle voorbereidingen voor terugkeer naar het land van herkomst verricht zijn, maar de angst bestaat dat het gezin zich zal onttrekken aan het toezicht en in de illegaliteit zal verdwijnen.
Als er geen minderjarigen betrokken zijn, wordt gekeken of de afgewezen asielzoeker voldoet aan de toelatingscriteria voor plaatsing in een LVV, een landelijke vreemdelingenvoorziening. Dit is een bed-bad-broodvoorziening. Hier werken IND, Dienst terugkeer en Vertrek DT&V, Politie, gemeente en maatschappelijke organisatie intensief samen om een oplossing te vinden voor de vreemdelingen: terugkeer, doormigratie of legalisering van verblijf. Er zijn LVV’s in Groningen, Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven en Utrecht. Uitgezonderd van toelating tot een LVV zijn vreemdelingen met een inreisverbod van 10 jaar en hoger, ongewenst verklaarden, EU-burgers en Dublinclaimanten. En dat is waar de dak- of thuisloosheid van afgewezen asielzoekers begint.

Maar liefst veertig procent van alle afgewezen asielzoekers is geweigerd op grond van het Dublinverdrag. Hierin is vastgelegd welk land verantwoordelijk is voor de opvang en afhandeling van een asielaanvraag die wordt ingediend in de Europese Unie. Als er geen gezinsleden zijn die al als vluchteling zijn erkend of die al in een asielprocedure zitten, is het land verantwoordelijk waar de asielzoeker het eerst de EU is binnengekomen of waar hij eerder heeft verbleven. De asielaanvraag in Nederland wordt dan niet inhoudelijk beoordeeld, maar direct afgewezen met verwijzing naar het Dublinverdrag. Hierdoor worden aankomstlanden, zoals Italië, Griekenland en Spanje, zwaar overbelast.
De Europese Unie beslist over eventuele wijzigingen van dit beleid, maar vanwege de verschillende belangen van de Europese landen zijn wijzigingen moeilijk te realiseren. De overdracht van asielzoekers naar Griekenland wordt overigens door Nederlandse rechters geblokkeerd, omdat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in 2011 heeft bepaald dat daar de mensenrechten van asielzoekers worden geschonden door de slechte leefomstandigheden, maar vooral door systematisch vluchtelingen op land en op zee terug te duwen richting Turkije, soms met de dood tot gevolg. De weigering van Nederlandse rechters om asielzoekers terug te sturen naar Griekenland zorgt er weer voor dat Griekenland er baat bij heeft om de situatie niet te verbeteren, zodat er ook geen mensen meer vanuit Nederland teruggestuurd zullen gaan worden.

Asielzoekers en vluchtelingen hebben per EU-land zeer ongelijke kansen, omdat de leefomstandigheden, de wijze van beoordeling, de toelatingsquota en de toekomstperspectieven in elk land anders zijn. Als de overdracht van een asielzoeker aan het eerstverantwoordelijke land niet is gelukt binnen zes maanden nadat de beslissing tot afwijzing op grond van het Dublinverdrag definitief is geworden, is dat land niet meer verantwoordelijk. Die termijn wordt verlengd naar 18 maanden als de asielzoeker onderduikt.
Nederland kent maar één asielstatus, die dezelfde rechten toekent aan vluchtelingen die individueel vervolgd worden als aan vluchtelingen die gevlucht zijn voor oorlog. In andere landen krijgt die tweede groep vaak een subsidiaire status, met minder rechten op bijvoorbeeld gezinshereniging. Dat kan relevant zijn als mensen hun familie in het land van herkomst of onderweg in vluchtelingenkampen hebben moeten achterlaten in precaire omstandigheden. En dus hebben asielzoekers die hun asielaanvraag om die reden per se door Nederland willen laten beoordelen er belang bij om onder te duiken en anderhalf jaar uit het zicht te blijven van de IND.

De opsomming in dit artikel van de groepen daklozen in Utrecht is bedoeld om een beeld te schetsen van het daklozenprobleem en een onzichtbare groep daklozen zichtbaar te maken. Er zijn drieduizend daklozen bij de gemeente Utrecht in beeld. Het werkelijke aantal dak- en thuislozen in Utrecht wordt door de gemeente geschat op zesduizend, maar uit twee door Hogeschool Utrecht en het Kansfonds gehouden ETHOS tellingen, waarbij ook mensen die in de minder zichtbare situaties van dak- en thuisloosheid verblijven zijn meegeteld, komen veel hogere aantallen naar voren. En dan zijn studenten die er niet in slagen om een kamer te vinden in Utrecht en mensen die, wegens gebrek aan woonruimte, langdurig bij hun ouders blijven wonen, nog niet eens meegerekend. Het zou de indruk kunnen wekken dat Utrecht haar zorgtaak niet serieus neemt, maar niets is minder waar. Utrecht loopt voorop in de opvang van daklozen, waaruit opgemaakt kan worden dat het daklozenprobleem in andere steden nog veel schrijnender is. Utrecht wordt vooral beperkt in de opvangmogelijkheden door regelgeving en gebrek aan financiering door het rijk en dat lijkt met de huidige regering niet beter te gaan worden.
Zo wilde Marjolein Faber, minister van Asiel en Migratie, per 1 januari 2025 de opvang van asielzoekers in de LVV’s beëindigen. Daar heeft de voorzieningenrechter op 23 december 2024 een stokje voor gestoken. Faber wilde uitgeprocedeerde asielzoekers terugverwijzen naar de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) in Ter Apel, maar die hebben daar geen opvangcapaciteit voor. Uitgeprocedeerde asielzoekers die niet in de VBL terecht kunnen, moeten volgens minister Faber dan maar opgevangen worden in de gemeentelijke daklozenopvang. Die hebben die opvangcapaciteit ook niet, maar belangrijker is dat de rechter heeft vastgesteld dat de minister daar helemaal niet over gaat. Bovendien is er nog bezwaar mogelijk tegen de beslissing van de minister om de LVV’s te sluiten. De voorzieningenrechter heeft daarom bepaald dat de LVV’s in elk geval open mogen blijven tot vier weken na de definitieve beslissing op de bezwaarprocedure.

Vijfentwintig jaar geleden waren daklozen in Utrecht eenvoudig te herkennen. Het waren in lompen gehulde gebruikers die overdag en ’s avonds bij het Moreelsepark of op Hoog Catharijne rondliepen en ’s nachts op Hoog Catharijne of in De Tunnel sliepen. Het waren alleenstaande mannen van middelbare leeftijd met psychische en/of verslavingsproblematiek die met een blikje goedkoop bier in hun hand op een bankje in het park zaten. Het waren langharige jongeren die blowden en in kraakpanden woonden. Die stereotypen kloppen al lang niet meer. De huidige generatie daklozen verzorgt zichzelf goed en doet er alles aan om er niet als een dakloze uit te zien. Een goedgeklede dertiger, die in de bibliotheek een boek zit te lezen, zou zomaar dakloos kunnen zijn.
Er zitten ’s zomers nog steeds mannen van middelbare leeftijd met een blikje bier in de hand in het park. Dat zouden daklozen kunnen zijn, want alcohol is in de opvang verboden, maar het kunnen ook gewoon mannen zijn die een café te duur vinden en in het park afspreken om lekker in het zonnetje met elkaar te kunnen praten. Ik werk al jaren als werkbegeleider in een daklozenopvang en stel graag een paar (voormalige) gasten aan u voor. De verhalen zijn waar, maar ik heb hen voorzien van een andere naam. U zou hen buiten op straat voorbijlopen en niet herkennen als iemand die dakloos is. En dat is logisch, want het zijn heel gewone mensen. Iedereen kan dakloos worden. Ook u!

Janneke is een Nederlandse vrouw van bijna veertig. Zij verzorgt zich goed, maar kleedt zich voor Utrechtse begrippen een beetje truttig. Janneke is gereformeerd en komt oorspronkelijk uit de biblebelt. Ze werkte jarenlang parttime op een kantoor. Daarmee verdiende ze niet veel geld, maar het was voldoende om van te leven, want ze had niet veel nodig. Toen haar moeder ging kwakkelen met haar gezondheid, was het voor Janneke vanzelfsprekend dat zij haar moeder ging ondersteunen. De gezondheid van haar moeder verslechterde na verloop van tijd en zij werd ook voor de lichamelijke verzorging afhankelijk van Janneke. Dat bleek niet te combineren met het werk op kantoor, zodat Janneke hiermee stopte en voltijd mantelzorger werd voor haar moeder. Zij kon daardoor haar huis niet meer betalen en trok in bij haar moeder. Toen haar moeder een half jaar later overleed, moest Janneke het huis van haar moeder verlaten en werd dakloos. Janneke verbleef bij ons in de opvang. Ze vond al snel weer werk en stroomde na ongeveer een jaar uit naar een eigen woning, die ze kon inrichten met haar oude inboedel, die ze al die tijd in een opslag had bewaard. We hebben nooit meer iets van haar gehoord, maar ik verwacht dat het goed met haar gaat.
Tuyet komt oorspronkelijk uit Vietnam. Zij woonde samen met haar Nederlandse vriend in bij haar schoonouders in een klein dorp onder de rook van Utrecht. Na enkele jaren te hebben samengewoond kregen zij een kind. Een half jaar na de geboorte van het kind beëindigde haar vriend de relatie. Tuyet werd hierdoor dakloos en omdat zij minder dan vijf jaar in Nederland had gewoond, moest zij het land verlaten. Zij wilde zelf ook terug naar Vietnam, maar dan wel met haar kind. Haar ex-partner, die het kind had erkend en gezamenlijke ouderlijke macht had, weigerde haar echter toegang tot het kind. Tuyet heeft enkele maanden bij ons verbleven en is uiteindelijk zonder haar kind teruggekeerd naar Vietnam.

Rob bewandelde de omgekeerde weg van Tuyet. Hij vertrok voor de liefde naar Thailand, trouwde en stichtte een gezin. Het ging hem jarenlang voor de wind. Rob kocht van zijn spaargeld een huis met een flinke lap grond voor zijn gezin. Ze begonnen een drukkerijtje en Rob bouwde dat uit tot een echte onderneming. Van de winst liet hij huizen bouwen voor zijn schoonfamilie op het terrein van zijn woning. Rob dacht het helemaal voor elkaar te hebben, maar toen vertelde zijn vrouw dat ze wilde scheiden. Na de scheiding wilde Rob de huizen en de drukkerij verkopen en de opbrengst delen. Omdat een buitenlander, een farang, geen grond mag bezitten, had de makelaar het huis op beide namen gezet, maar de grond op naam van zijn vrouw. Rob kon de huizen en het bedrijf daarom niet verkopen, want zijn inmiddels ex-vrouw weigerde om mee te werken. Rob kwam er na een tijdje zelfs achter dat zijn vrouw de huizen inmiddels op naam van andere familieleden had laten zetten. Gedesillusioneerd keerde hij terug naar Nederland. In Nederland was hij echter na zijn emigratie uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen, waardoor hij ook hier nergens recht op had. Rob heeft enkele maanden bij ons verbleven en is toen doorgestroomd naar een andere opvang. Ik ben hem daardoor uit het oog verloren.
Thomas was een man van 78 jaar. Hij werd bij ons afgeleverd door een ziekenwagen. Hij was verward en had een groot verband om zijn hoofd, omdat hij op straat was gevallen. Thomas had, na het overlijden van zijn vrouw, een tijdje in onderhuur gewoond bij een vriend. Nadat ook die vriend was overleden, stond Thomas op straat. Thomas knapte snel op en bleek een zeer belezen man te zijn. Hij vond zijn plekje in de opvang en werd door iedereen gerespecteerd. Uitstroom naar een eigen huis was voor Thomas geen optie. Daarvoor was hij te kwetsbaar. Hij verbleef uiteindelijk twee jaar bij ons in de opvang, waarna hij overleed.

Theo was een man met Indische roots, wiens halve leven in het teken had gestaan van een harddrugsverslaving. Hij was bijna zestig en wilde proberen om nog iets te maken van zijn leven. Het bleek een man te zijn met veel humor, maar ook met een gebruiksaanwijzing. Alle gasten in de opvang moeten hun eigen kamer schoonhouden en daarnaast wekelijks volgens rooster een taak verrichten in de schoonmaak van de algemene ruimtes. Theo weigerde pertinent om zijn wekelijkse taak uit te voeren, maar liep wel een groot deel van de dag met een bezem of stofdoek door het pand om rommel ‘achter de kont van anderen’ op te ruimen. Als wij daar een opmerking over maakten, grijnsde hij en zei: ‘Ja, maar dat bepaal ik zelf en wordt niet door jullie opgelegd’. Helaas is er een moment gekomen dat wij Theo hebben moeten schorsen. Een vrouwelijke gast stoorde zich aan het volume van de muziek op Theo’s kamer. Steeds als zij daar iets van zei zette Theo de muziek zacht, om het volume daarna geleidelijk weer op te voeren tot het oorspronkelijke niveau. Theo zag dit waarschijnlijk als een spel, maar dat veranderde toen de dame op zijn deur bonsde en hem een junk noemde. Hij opende de deur en gaf haar een stomp in het gezicht. Wij hadden toen geen andere keuze dan Theo te schorsen wegens het gebruik van fysiek geweld. De dame kreeg een officiële waarschuwing wegens het disrespectvol benaderen van een andere gast. Na zijn vertrek is het niet goed gegaan met Theo. Wij kregen al snel berichten dat hij weer volop in gebruik was. Hij wilde, toen zijn schorsing voorbij was, echter niet meer bij ons terugkeren. Toen volgde het bericht dat er kanker bij hem was geconstateerd en daarna ging het snel. Inmiddels is Theo overleden.
Als u komend jaar op een mooie zomerse dag in het centrum van Utrecht op een terrasje gaat zitten is het mogelijk dat u een sjofel geklede oudere man prullenbakken ziet openen op zoek naar lege blikjes. Bedenk dan dat dat misschien geen dakloze is, maar gewoon een opa die zijn schamele pensioen op deze manier aanvult om af en toe wat leuks te kunnen doen met zijn kleinkinderen. En misschien is die keurige ober, die u zojuist uw kopje koffie heeft gebracht, juist wel dakloos. Misschien slaapt hij die nacht in zijn auto en moet hij de volgende morgen naar de daklozeninloop om te douchen, zodat hij weer opgefrist op zijn werk kan verschijnen. Het kan, want iedereen kan dakloos worden!
Voor het schrijven van dit artikel heb ik gebruik gemaakt van de volgende bronnen:
- Wetten.overheid.nl – Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- Verblijfblog, actueel migratierecht toegelicht – EU-burgers en het recht op toegang tot daklozenopvang – Dion Kramer, 20 juli 2022;
- Het Vergeten Kind – Uitzichtloze situatie dakloze jongeren in Nederland: gemiddeld 11 maanden zonder thuis;
- Sociaal.net – Diverse artikelen – Achtergrond, verhalen en opinie voor sociale professionals;
- Trimbos Instituut – Maatschappelijke opvang: feiten en cijfers;
- Dienst Terugkeer en Vertrek – Opvanglocaties;
- Stichting Los – Dublin III Verordening;
- Kansfonds.nl – Beelden dak- en thuisloosheid (foto vrouw in kampeerbus).
©Bert van Zantwijk
Overname van (delen van) dit artikel is uitsluitend toegestaan onder vermelding van de naam van de auteur en/of een link naar dit artikel.