Aan dit artikel wordt momenteel geschreven.
Den Dolder is een dorp in de gemeente Zeist, dat haar ontstaan te danken heeft aan de brand in een zeepziederij in Amersfoort in januari 1902.
Zeep is een oeroud product. Het oudste bewijs voor de productie van een zeepachtig materiaal dateert van ongeveer 2800 voor Chr. en komt uit het oude Mesopotamië – het huidige Irak en delen van Turkije, Syrië en Iran. De Sumeriërs, die daar destijds leefden, gebruikten een mengsel van as van verbrand hout en water om de vettigheid uit huiden en ruwe wol te halen voordat deze konden worden verwerkt of geverfd. Dit glibberige oplosmiddel maakte de huiden en wol schoon doordat het vet reageerde met de as en het water. De Sumeriërs merkten de werking van deze combinatie op en gingen experimenteren met het maken van zepen.
De Romeinen kenden ook zeep. Zij maakten een zachte zalfzeep door talg, as en water te mengen. Talg is een hard dierlijk vet, afkomstig van geiten, schapen, varkens of runderen. De as die gebruikt werd kwam van het verbranden van voornamelijk beukenbomen en iepen. De talg zorgde voor een hele onaangename, vieze geur. De Romeinen gebruikten de zeep als een pommade voor het haar, om het haar glanzend te maken en op zijn plaats te houden. Plinius de Oudere (ca. 23–79 na Chr.) schrijft de uitvinding van deze zeep in zijn Naturalis Historia echter toe aan de Galliërs. Om hun lichaam te reinigen gebruikten de Romeinen olie, vermengd met een klein beetje fijn wit zand, waardoor een scrub ontstond.
Na de ineenstorting van het Romeinse Rijk in de vijfde eeuw na Chr. werd het gebruik van zeep streng afgeraden en veroordeeld door de katholieke kerk, dat wassen als een typisch heidens ritueel zag, omdat de Romeinen in meerdere goden geloofden. Het zou tot de twaalfde eeuw duren voordat zeep weer een ingang vond in West-Europa, toen kruisvaarders in het Midden–Oosten in aanraking kwamen met Aleppo–zeep. Ze waren zo onder de indruk van dit exotische luxeproduct dat ze grote hoeveelheden van de lekker ruikende harde zeep mee terugnamen naar Europa. Op verschillende plekken in Europa ging men proberen om eenzelfde soort zeep te maken als de Aleppo–zeep.
De eerste fijnere zepen werden met plantaardige oliën zoals bijvoorbeeld olijfolie gemaakt, en dus niet langer met stinkende talg. De zeepmakers van Aleppo maakten hun harde groene zepen van olijfolie en laurierolie. De vroege zeepmakers in Europa hadden geen toegang tot laurierolie en lieten dit ingrediënt daarom weg uit hun zeepformules. Hierdoor ontstond er in Castilië een nieuwe zeep, die niet groen maar wit van kleur was. De productie van zeep was kostbaar. Zeep was daarom een luxeproduct dat eigenlijk alleen betaalbaar was voor de welgestelden.
De Industriële Revolutie bracht daar verandering in. Stoomkracht zorgde voor de mechanische productie van zeep en door scheikundige experimenten werden manieren gevonden om goedkopere zepen te maken. Zeep werd hierdoor voor iedereen bereikbaar en omdat er ook een publieke bewustwording ontstond van de relatie tussen persoonlijke hygiëne en gezondheid, kwam de verkoop van zeep in een stroomversnelling. Er konden aromatische stoffen, die voornamelijk geïmporteerd werden uit de koloniën in Azië en Afrika, worden toegevoegd aan zeep die hierdoor beter werden en lekkerder gingen ruiken.
De Engelse broers William en James Lever kochten in 1885 een kleine zeepfabriek in Warrington en noemden hun bedrijf Lever Brothers. Zij werkten samen met de scheikundige William Watson, die een nieuw soort zeep ontwikkelde. Hij gebruikte glycerine en plantaardige oliën zoals palmolie. Hierdoor kreeg hij een goed schuimende zeep. Deze zeep kreeg eerst de naam Honey Soap, maar dit werd al snel veranderd in Sunlight Soap. Lever Brothers groeide snel en begon vervolgens haar concurrenten over te nemen. Hierdoor werd Lever Brothers de grootste zeepfabrikant. In 1930 fuseerde Lever Brothers met het Nederlandse bedrijf Margarine Unie en vormde zo het welbekende Unilever.
Op 7 november 1888 kreeg de firma Pleines & Berns vergunning om aan de Arnhemsestraatweg in Amersfoort een zeepziederij te vestigen. Het bedrijf voerde een zwemmende zwaan als beeldmerk. Dit zou kunnen verwijzen naar de Lutherse kerk, dat eveneens een zwaan als beeldmerk voert. Na 1600 waren veel handwerkslieden uit Noord Duitsland naar Amersfoort gekomen, die de Lutherse godsdienst hadden meegebracht. Waarschijnlijker is echter dat voor een zwaan werd gekozen, omdat deze bekend staat als symbool van zuiverheid. Mogelijk kregen de twee ondernemers onenigheid, want al in september 1889 ging G. Berns alleen verder. In 1893 zou Berns, onder de naam Berns & Co, ook nog een zeepfabriek openen in de Koestraat in Amersfoort, dat de naam ‘De Zwaan’ kreeg.
Zijn voormalige compagnon Christoph Pleines was in september 1889, in een klein huisje aan de Grote Koppel, net buiten de Koppelpoort van Amersfoort, een eigen zeepziederij begonnen.
Dit artikel is nog niet volledig.
Voor het schrijven van dit artikel heb ik gebruik gemaakt van de volgende bronnen:
- Historisch Kader – Zeep – Louise Stutterheim, 15 november 2018;
- Oudheidkundige Vereniging Flehite Amersfoort – Tijdbalk Amersfoort: Zeepziederij van Christoph Pleines gesticht aan de Grote Koppel;
- Oudheidkundige Vereniging Flehite Amersfoort – Tijdbalk Amersfoort: Zeepfabriek ‘De Duif’ van Christoph Pleines afgebrand;
- Amersfoortsche Courant – Kennisgevingen, 31 maart 1902;
- Geheugen van Zeist – Christoph Pleines;
- Geheugen van Zeist – Zeep maken in Den Dolder;
- Geheugen van Zeist – Station Den Dolder;
- Stationsinfo.nl – Den Dolder, 3 september 2012;
- Utrecht Altijd – Zo kwam zeepfabriek De Duif in Den Dolder terecht – Sanne Witkamp, 18 oktober 2017;
- Utrecht Altijd – Werken bij zeepfabriek De Duif in 1914 – Frits Stuurman, 28 oktober 2021;
- Den Dolder 2012 – Historie: Den Dolder 100 jaar
©Bert van Zantwijk
Overname van (delen van) dit artikel is uitsluitend toegestaan onder vermelding van de naam van de auteur en/of een link naar dit artikel.