Willem (Andries) Wilmink (1936 – 2003) was een Neerlandicus en geschiedkundige, die werkte als vertaler, schrijver, dichter en zanger. Hij werd op 25 oktober 1936 geboren in de Javastraat in Enschede. Het gezin moest tijdens de Tweede Wereldoorlog na een bombardement gedwongen verhuizen naar het nabij gelegen Ootmarsum en woonde daarna nog in Usselo. Tijdens en na zijn studie woonde Wilmink in Amsterdam. Hij trouwde in 1964 met Noor Smits met wie hij twee zonen kreeg, maar het huwelijk hield geen stand. Met zijn tweede vrouw, Wobke Klein, woonde hij in Capelle aan den IJssel en Zeist, maar in 1991 keerde hij terug naar de Javastraat in Enschede, naar een huis niet ver van zijn geboortehuis. Hier overleed hij op 2 augustus 2003 op 66-jarige leeftijd.

Willem Wilmink was een veelzijdige man. Hij begon met het schrijven van gedichten, liedjes en cabaretteksten tijdens zijn studentenjaren. Hij doceerde Moderne Letterkunde aan het Instituut voor Neerlandistiek en was later verbonden aan de Amsterdamse Akademie voor Kleinkunst, maar wijdde zich vanaf 1978 volledig aan het schrijverschap. Hij vertaalde en bewerkte middeleeuwse liederen en poëzie, zowel uit het Latijn en het Middelnederlands als uit het Oudfrans en het Middelhoogduits naar modern Nederlands en hij schreef ook in de Twentse streektaal. Hij schreef historische artikelen, maar ook kinderboeken, cabaretteksten, gedichten en liedjes. In Wilminks postuum verschenen biografie, geschreven door Elsbeth Etty, komt Willem Wilmink naar voren als een moeilijke enigszins gefrustreerde man, die leefde in zijn eigen fantasiewereld, waarvan hij het beminde middelpunt vormde, en zijn kinderlijke emoties moeilijk kon beheersen. Dit leidde in veel gevallen tot de ontsporing van vriendschappen. Niet voor niets heeft de biografie de titel ‘In de man zit nog een jongen‘ gekregen.

Willem Wilmink maakte, samen met onder meer Hans Dorrestijn en Karel Eykman, deel uit van een door de VARA opgerichte schrijverscollectief dat schreef voor kinderprogramma’s als ‘De Stratemakeropzeeshow‘, ‘J.J. de Bom voorheen De Kindervriend‘, ‘Het Klokhuis‘, ‘De film van Ome Willem‘, ‘Sesamstraat‘ en ‘Kinderen voor Kinderen‘. Bekende nummers van zijn hand zijn ‘Luister even wat ik vraag’ en ‘Deze vuist op deze vuist‘ (de film van Ome Willem) en ‘Dood zijn duurt zo lang‘ (Sesamstraat). Wilmink schreef ook liedjes voor een volwassen publiek, zoals ‘Hilversum lll‘ (Herman van Veen) en ‘Frekie‘ (Joost Prinsen). Zijn liedjes, die doorgaans door Harry Bannink of Frank Deiman op muziek waren gezet, werden vertolkt door artiesten als Martine Bijl, Wieteke van Dort, Herman van Veen, Joost Prinsen, Boudewijn de Groot en Don Quishocking. Wilmink trad zelf ook op als zanger. Hij speelde accordeon en zong zijn eigen liedjes, begeleid door zijn begeleidingsgroep Quasimodo.

In 1985 werd ‘Door de nacht klinkt een lied‘, een boek van journalist Henk van Gelder en cabaretier en kleinkunstkenner Jacques Klöters over amusement in Nederland in de periode 1940-1945, gepubliceerd. Jacques Klöters was lange tijd lid geweest van de cabaretgroep Don Quishocking en daardoor een goede bekende van Willem Wilmink. In het boek staat een lijst met in de Tweede Wereldoorlog vermoorde artiesten. Als Willem Wilmink en Joost Prinsen de lijst bekijken valt hen een naam op: ‘Ben Ali Libi. Goochelaar‘. Ze hebben nog nooit van hem gehoord. Wilmink besluit om een vers te schrijven over deze kleine Joodse schlemiel. Als er een half jaar later nog steeds geen vers is, spoort Prinsen hem aan om het vers alsnog te schrijven. Het vers verschijnt in 1988 voor het eerst in de dichtbundel ‘Ze zeggen dat de aarde draait‘ van Wilmink. Nadat de tekst in 1996 door componist Harry Bannink op muziek was gezet, vertolkte Prinsen het lied in Tip Top, een theaterprogramma over de geschiedenis van het Joodse amusement in Nederland. Later zou ook Herman van Veen het lied ten gehore brengen.

De meeste indruk maakte echter de gesproken voordracht door Joost Prinsen in 2004. Op 2 augustus 2003 was Willem Wilmink op 66-jarige leeftijd overleden. Enkele maanden eerder had hij nog een bundel samengesteld met gedichten over de dood. In ‘Je moet je op het ergste voorbereiden‘ nam hij ook Ben Ali Libi op. Regisseur Dirk Jan Roeleven maakte een jaar later een documentaire over Wilmink en vroeg Joost Prinsen de tekst nog eens voor te dragen. Dat deed Prinsen, maar toen het vers bijna ten einde was schoot hij vol. Het is niet duidelijk of dat te maken had met het lot van de Joodse goochelaar of werd veroorzaakt door de herinnering aan zijn overleden vriend Willem Wilmink.
Ben Ali Libi
Tekst: Willem Wilmink
Muziek: Harry Bannink
Op een lijst van artiesten, in de oorlog vermoord,
staat een naam waarvan ik nog nooit had gehoord.
Dus keek ik er met verwondering naar:
Ben Ali Libi. Goochelaar.
Met een lach en een smoes en een goocheldoos
en een alibi dat-ie zorgvuldig koos,
scharrelde hij de kost bij elkaar:
Ben Ali Libi, de goochelaar.
Toen vonden de vrienden van de Weduwe Rost
dat Nederland nodig moest worden verlost
van het wereldwijd joods-bolsjewistisch gevaar.
Ze bedoelden natuurlijk die goochelaar.
Wie zo dikwijls een duif of een bloem had verstopt,
kon zichzelf niet verstoppen toen er hard werd geklopt.
Er stond al een overvalwagen klaar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.
In 't concentratiekamp heeft hij misschien
zijn aardigste trucs nog wel eens laten zien
met een lach en een smoes, een misleidend gebaar,
Ben Ali Libi, de goochelaar.
En altijd als ik een schreeuwer zie
met een alternatief voor de democratie,
denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar?
Voor Ben Ali Libi, de kleine schlemiel,
hij ruste in vrede, God hebbe zijn ziel.
Wilmink en Joosten hadden nog nooit van goochelaar Ben Ali Libi gehoord. Inmiddels is echter veel over zijn leven bekend. Na het maken van de documentaire over Willem Wilmink besloot Dirk Jan Roeleven ook de geschiedenis over Ben Ali Libi te verfilmen. Op 4 mei 2015 ging zijn documentaire ‘Ben Ali Libi, goochelaar‘ bij de NTR op televisie in première. Het gedicht van Willem Wilmink en de documentaire van Dirk Jan Roeleven inspireerde ook historicus Ben Hummel om de geschiedenis van de goochelaar aan een nader onderzoek te onderwerpen. In 2018 gaf hij in eigen beheer het boek ‘Ben Ali Libi, Handelaar in Illusies‘ uit.

Ben Ali Libi heette in werkelijkheid Michel Velleman. Hij werd op 5 januari 1895 in Groningen geboren als tweede kind van Jesaias Ruben Velleman, roepnaam Jacques, en zijn vrouw Aaltje Velleman-Noort. Het was een noodlijdend gezin. Vader Jacques probeerde, zonder veel succes, de kost te verdienen als koopman of toneelknecht en als muzikant en artiest op jaarmarkten, kermissen en in kroegen in de provincie. Hij had hartproblemen en was vaak ziek. Door de lage en onregelmatige inkomsten moest het gezin regelmatig verhuizen. In de twee jaar voorafgaand aan de geboorte van Michel woonden zij op vijf verschillende kamers in de Joodse buurt in het centrum van Groningen. Begin 1895, rond de bevalling van Michel, verhuisde het gezin van Gedempte Zuiderdiep 74 naar Ruiterstraat 7 in Groningen, waardoor niet duidelijk is op welk adres Michel is geboren. In april 1895 verhuisde het gezin naar Amsterdam, maar drie maanden later keerden ze weer terug naar Groningen, dit keer naar een kamer in de Haddingestraat. Niet veel later werd Jacques, terwijl Aaltje zwanger was van het derde kind, veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar wegens ‘aanranding van de eerbaarheid’.

Na de bevalling van dochter Bertha vertrok Aaltje met haar drie kinderen naar Antwerpen, waar ze waarschijnlijk enkele maanden bij familie verbleef. Jacques zat zijn straf uit in de koepelgevangenis in Breda. Daarna werd het gezin herenigd en keerde terug naar Groningen, waar dochter Bertha in februari 1898 overleed. Er werden meer kinderen geboren: Rudolf in 1899, Hartog in 1901 en Mozes in 1904. Aan de leefomstandigheden veranderde niets. Het gezin bleef continu verhuizen en woonde achtereenvolgend in Antwerpen, Den Bosch en Rotterdam, voordat het in 1901 in Amsterdam belandde. Hier is in de stadsarchieven een dossier over het gezin bewaard gebleven. Het dossier bevat vooral ziektebriefjes van vader Jacques en briefjes, waarin het gezin om financiële steun vraagt. Een rapporteur van de Nederlands Israëlische Armenzorg heeft het gezin in 1910 in erbarmelijke omstandigheden aangetroffen en schrijft: Ja de toestand is daar verschrikkelijk, bedden zijn er niet, ze liggen geheel onder lompen dus verlang ik zo spoedig mogelijk voldoende bedden, ’t is er vreselijk over het geheel’. Er werd echter geen hulp geboden, omdat een andere rapporteur van buren had gehoord dat vader Jacques recentelijk nog stomdronken uit de kroeg was gehaald. Bovendien waren de vijftienjarig Michel en zijn zestienjarige broer Ruben volgens de commissie oud genoeg om het gezin financieel te kunnen ondersteunen.

Koestraat 13. Bron: Stadsherstel.nl, foto door Sjors van Dam
Op 23 september van dat jaar overleed vader Jacques Velleman op de leeftijd van zesendertig jaar. Hij liet een vrouw en vijf minderjarige kinderen na. Michel Velleman was in 1909 begonnen met het genereren van extra inkomsten voor het gezin door goocheltrucjes te doen op de markt. Hij ging het gezin nu verder ondersteunen door te werken als handelsreiziger. Het gezin woonde op dat moment op een halve etage, op Koestraat13, 2 hoog voor. De Koestraat, gelegen tussen de Oudezijds Voorburgwal en de Kloveniersburgwal, is een sjofele straat die gebouwd is op het terrein van het voormalige Bethaniënklooster. Hier stonden vroeger de stallen van het klooster, waar koeien gemest werden ten behoeve van schuttersmaaltijden. In deze straat werd in 1924 Wim Polak geboren, de latere burgemeester van Amsterdam. Ook Abraham Polak, bekend geworden als acteur en tekstschrijver Alexander Pola, woonde hier ooit.

In 1915 werd Michel opgeroepen voor militaire dienst. Hij probeerde als medekostwinner van het gezin vrijstelling voor de dienstplicht te krijgen, door zich te beroepen op broederdienst, maar dit werd afgewezen. Michel moest gewoon in dienst en deze periode zou bepalend worden voor de rest van zijn leven. Eerst ontmoette hij Anna Speijer met wie hij op 4 oktober 1916 trouwde en in 1917 kreeg hij bij toeval de mogelijkheid om als artiest in te vallen bij Grenstoneel, een legeronderdeel dat in het hele land amusementsprogramma’s verzorgde. De soldaten reageerden enthousiast op zijn optreden en Michel werd vaker gevraagd om mee te doen. Uiteindelijk trad hij tot het gezelschap toe. Michel deed hierdoor podiumervaring op en nadat hij eind 1917 was afgezwaaid begon hij een carrière als artiest onder de naam ‘Prof. Ali Ben Libi, humoristisch goochelaar’. Michel verbeterde zijn goochelvaardigheden door lessen te volgen bij Studio Larette op de Willemsparkweg, waar hij ook zijn goocheltrucs kocht. Het ging hem voor de wind en al snel had Michel optredens door het hele land. Zijn succes als goochelaar zorgde ervoor dat Michel zich kon ontworstelen aan de armoede waarin hij was opgegroeid. In de jaren ’20 woonde het gezin, inmiddels uitgebreid met twee kinderen, in de Tweede Boerhaavestraat, nabij het Oosterpark.

Larette was een grote naam in het goochelaarswereldje en werd door het NRC ‘wellicht ’s werelds besten goochelaar’ genoemd. Over deze Larette zou eenvoudig ook een artikel geschreven kunnen worden: Hij was in 1889 als Cornelius Hau(w)er in Wenen geboren als telg van een Hongaars-joods geslacht. Zijn ouders hadden het Jodendom verlaten en waren katholiek geworden, waardoor hijzelf ook als zodanig bekend stond. Larette was tijdens de Eerste Wereldoorlog uitgezonden geweest naar het Russische front waar hij een gehoorbeschadiging had opgelopen. Rond 1920 was hij op uitnodiging van theateragent Max van Gelder naar Nederland gekomen, waar hij later trouwde met de eveneens katholieke Joke Kortmulder. Toen de Tweede wereldoorlog uitbrak hoefde hij daarom geen ster op zijn jas te dragen. Hij kon gewoon blijven werken en er kwamen regelmatig Duitse soldaten naar de winkel die hun kantinefeestje met een goocheltruc wilden opvrolijken. Larette luisterde graag naar de radio, die hij in verband met zijn gehoorbeschadiging doorgaans hard aan had staan. Op 13 mei 1943 ging het radioverbod in. Nederlanders moesten hun radio inleveren bij de bezetter, maar Larette gaf daaraan geen gehoor. Op 14 mei belden twee officieren van de Duitse Wehrmacht bij hem aan, omdat hij naar de Engelse zender had geluisterd. Larette, bang voor de gevolgen, pakte zijn revolver en schoot zichzelf een kogel door het hoofd.

In de jaren ’30 woonde het gezin van Michel Velleman in de Biesboschstraat in Amsterdam Zuid. Michel, die naar eigen zeggen had opgetreden voor prinses Juliana, prins Hendrik en voor de in ballingschap in Nederland levende Duitse keizer Wilhelm II, noemde zich daarom hofgoochelaar en liet op zijn visitekaartjes een kroontje boven zijn naam zetten. Dochter Aaltje was geestelijk gehandicapt en verhuisde naar het Joodse tehuis Beth Azarja van de S.A. Rudelsheimstichting op de Verdilaan in Hilversum. Michel trad regelmatig op met het Amsterdamse jazz-duo Johnny & Jones. Hij werd vaak ingehuurd door de VARA, waardoor hij verzekerd was van werk. Op 1 april 1940 verhuisde het gezin naar een fraaie maar dure bovenwoning op Merwedeplein 59, een nieuwe buurt waar de huizen centrale verwarming en warm water hadden en waar het gezin leefde tussen vermogende middenstanders zoals het ondernemersgezin van Otto Frank. Ze zouden al snel spijt krijgen van deze verhuizing.

Twee weken na de verhuizing overleed Aaltje, de moeder van Michel, en in mei 1940 vielen Duitse troepen het land binnen. Tot overmaat van ramp werd Michel voor een operatie opgenomen in het ziekenhuis, waardoor hij enige tijd zijn optredens moest afzeggen. In 1941 werden de eerste razzia’s op joodse burgers gehouden. Joodse artiesten mochten alleen nog maar optreden voor een joods publiek. Om zijn vaste lasten te kunnen blijven betalen ging Michel thuis goochellessen geven en gaf een boekje met goocheltrucs uit. Michel, Anna en hun zoon Jacques gingen ook werkzaamheden verrichten voor de afdeling Culturele Zaken van de Joodse Raad. Hierdoor verkregen zij een Sperre, een vrijstelling van gedwongen deportatie, waardoor zij voorlopig veilig waren. De Joodse Raad kreeg in 1943 echter van de bezetter te horen er te veel vrijstellingen waren uitgedeeld. De groep van 14.000 mensen met een Sperre diende gehalveerd te worden. De familie Velleman behoorde niet tot de laatste 7.000 gelukkigen.

Het pand van Beth Azarja, waar dochter Aaltje verbleef, werd door de Wehrmacht geconfisqueerd en hier werd een hoofdkwartier van de Wehrmacht gevestigd. Op 16 april 1942 kwamen er zestien verhuiswagens naar de Verdilaan in Hilversum om de kinderen en inventaris over te brengen. De kinderen werden in “De Monnikenberg” op de Heideparkweg 51 (nu Soestdijkerstraatweg 151) in Hilversum ondergebracht tot 7 april 1943. Toen werden de kinderen weggevoerd naar doorgangskamp Westerbork. Op 4 mei 1943 werd Aaltje op transport gesteld naar vernietigingskamp Sobibór, waar ze direct na aankomst werd vermoord. Michel en Anna hebben dit waarschijnlijk nooit geweten. Op 20 juni 1943 werd de Rivierenbuurt onaangekondigd en in alle stilte afgesloten. De Joodse bewoners werden vanuit auto’s met luidsprekers opgeroepen hun spullen te pakken. Er werd op de deuren gebonkt en Michel en Anna werden meegenomen. Zoon Jacques was op dat moment niet thuis. Hij was met een aantal vrienden gaan voetballen en werd tijdig gewaarschuwd dat hij niet naar huis moest gaan. Hij zou als enige van het gezin de oorlog overleven. Er werden die dag 5.542 mensen opgepakt. Zij werden afgevoerd naar station Muiderpoort, waar de treinen naar Westerbork vertrokken. Tussen 2 maart 1943 en 20 juli 1943 vertrokken 19 goederentreinen vanuit Westerbork naar het vernietigingskamp Sobibór in Polen met aan boord in totaal meer dan 34.000 mannen, vrouwen en kinderen. Slechts achttien van hen hebben de oorlog overleefd.

Michel en Anna Velleman bevonden zich, samen met 2395 anderen, in trein 16 die op 29 juni 1943 vanuit Westerbork vertrok. Op 2 juli arriveerden zij in Sobibór. Daar zal het hen zijn vergaan zoals alle anderen: Er werden enkele wagons geopend, zodat ongeveer vijfhonderd mensen konden uitstappen. Die groep werd naar Lager ll gebracht, waar ze op vriendelijke toon door een SS-er werden toegesproken. Hij vertelde dat de oorlog voor hen voorbij was. Zij zouden tot het einde van de oorlog in het kamp blijven, maar daar wel moeten werken. Ouden van dagen en kinderen kregen uiteraard vrijstelling. Dit klonk geloofwaardig, omdat de barakken die ze in de verte zagen op Tiroler huisjes leken. In werkelijkheid waren dit de verblijven van het kamppersoneel. Vervolgens vertelde de man dat ze nu eerst in het badhuis moesten gaan douchen, omdat ze een lange treinreis achter de rug hadden. Ze moesten zich uitkleden en goed onthouden waar zij hun kleren hadden gelaten. Uiteraard zouden de soldaten hier goed op letten. Er zou zeep en één handdoek zijn per twee personen. Hun paspoort, geld, goud en andere waardevolle spullen konden ze afgeven bij een loket. Zij zouden dan een nummer te horen krijgen, waarmee ze hun eigendommen later weer konden ophalen. Vervolgens werden de naakte mensen langs een 300 meter lang ‘slangen’-pad geleid, dat door de Duitsers de Himmelfahrtstrasse werd genoemd. De vrouwen werden eerst nog naar een barak geleid, waar hun haren werden afgeknipt. De meeste mensen werden pas achterdochtig toen er wel erg veel mensen in een doucheruimte werden gepropt. De opeengehoopte mensen verwachtten dat er water uit de douchekoppen zou stromen. Zij hoorden echter slechts sissende geluiden en al spoedig ontstond er gebrek aan zuurstof.

En altijd als ik een schreeuwer zie
met een alternatief voor de democratie,
denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar?
Voor Ben Ali Libi, de kleine schlemiel,
hij ruste in vrede, God hebbe zijn ziel.

Voor het schrijven van dit artikel heb ik gebruik gemaakt van de volgende bronnen:
- New Folk Sounds – Willem Wilmink, de biografie – Dries Delrue, 2019;
- Biografieportaal – Willem Wilmink, de biografie – Wim Huijser, 21 februari 2019;
- Nieuw Letterkundig Magazijn, jaargang 32 – Willem Wilmink (1936-2003) – Elsbeth Etty, 2014;
- Absolute Facts – Willem Willink (1936-2003) Nederlandse dichter – Ruud van Capelleveen;
- VPRO – Nooit meer slapen – Interview met Dirk Jan Roeleven over zijn documentaire over Ben Ai Libi, 1 mei 2015;
- Stadsherstel Amsterdam – Ben Ali Libi, humoristisch goochelaar, 3 augustus 2015;
- Historiek.net – Ben Ali Libi, de goochelaar die in Sobibor werd vermoord – redactie, 27 juni 2023;
- Sobiborinterviews – Slachtoffers: Ben Ali Libi;
- RTV Noord – Geboortehuis Michel Velleman alias Ben Ali Libi – Beno Hofman, 9 september 2016;
- Allard van Lenthe – ‘Ben Ali Libi. Goochelaar’, een gedicht van Willem Wilmink;
- Joods Amsterdam – Ben-Ali-Libi (Michel Velleman), 25 april 2016;
- Dagblad van het Noorden – Verhalencabinet: Ben-Ali-Libi – Herman Sandman, 1 juli 2023;
- Diepenring Kompas – Ben-Ali-Libi;
- De Nederlandse Magische Unie – Ben Ali Libi, de goochelaar – Minze Dijksma, 18 september 2023;
- Kerk in Stad – Ruimte voor de kleine schlemiel – Marian Knigge-van der Schors, 2021;
- Kortweg Brussels – Poëzie: Ben Ali Libi door Willem Wilmink – Kurt Deswert, 17 februari 2022;
- Ons Amsterdam – Larette de goochelkunstenaar – Henk van Gelder, 1 januari 2010;
- Informagie – Herinneringen aan de legendarische Larette, 1993;
- Magic by Michel – De reden dat hofgoochelaar Larette (1889-1943) uit het leven stapte – Michel van Zeist, 11 november 2024;
- Sobibor.org – Geschiedenis – Stichting Sobibor;
- Sobiborinterviews – Structuur van het kamp.
©featured image
De uitgelichte illustratie op de homepage en boven dit artikel is een still uit de animatiefilm Ben Ali Libi van verhalenverteller Lennaert Boelens op Youtube.
©Bert van Zantwijk
Overname van (delen van) dit artikel is uitsluitend toegestaan onder vermelding van de naam van de auteur en/of een link naar dit artikel.
Hallo,Een paar maanden geleden heb ik je gevraagd of dat versje/liedje kende van dat scheepje of klompje; een zielig versje. Je kende het niet en nu heb ik het gevonden in de bibliotheek in een kinderboek met versjes! Ben zo blij ermee, want het bleef maar in mijn hoofd malen.Het is van J.h. Speenhoff t Scheepje.Bij deze.Vriendelijke groetBeppie LokhoffGedichtenboek: Als je goed om je heen kijkt, zie je dat alles gekleurd is.Uitgave van Querido 1990zonden vanaf mijn Galaxy
LikeLike
Dag Beppie,
Ik ga het opzoeken, want ik ben best een fan van de teksten van Koos Speenhoff.
Groetjes, Bert
LikeLike